
•25 T R E K V O G E L E N .
jeji. In het Ei z e lf , waaruit een Kicken
moet komen, vindt gij een weinig Lucht,
twee algemeene Bekleedfels, het Wit , en in
het midden de Dooijer.
V. Is dit alles?
. A. Neen, een ander opmerkeliik ,wonder
moet ik e r . nog bijyoegen. Er worden zoo
vele Mamietjes als Wijfjes uit deze Éiieren.
geboren, om de^evenredigheid tusfchen de
Bekfen te bewaren, en ten blijke, dat de
Vogelen tot paten verordend zijn. Sommige
eerst nitgekomene Vogglen zijn fchier ferltond
in ftaat om op eigen kost uit te gaan, zoo dat
zij door de Ouden niet gevoed, maar echter
ime.t de teederfte zorgvuidigheid gebroed en
opgepast worden; andere ontvangen eenigen
tijd van de Ouden het voedfei, het z ij, dat
A z e z e .u it de krop voeren, gelijk de Duiven,
en de Kanarievogels ; of dat zij het met
den bek „ aanbrengen , en , in den mond der
gapende jongen ftdten,
V. , Alles kenmerkt, een hooger beftuur!
, ■ Ai, ; Ik-zal hier nog iets bijvoegen, ’t welk
niet minder ' tot den Oneindigen in diepe be-
' wondering opvoert; dat wij, namelijk, eene
menigte Vogelen in ons Vaderland hebben,
a l s Ooijevaars , Reigers, Ro/rdompen, Kranen,
Kwartels, Zwaluwen, Koekoeken, Kie-
äfjten., enz. die, op zekere tijden van bet jaar
Iiier komen en daarna vertrekken. Eenige veri
- , ' h u r
T R E K V O G E L E N . aajhuizen
flechts weinig mijlen ver naar naburige
oorden , gelijk deWinken , en de Sijsjes;
doch de eerstgenoemde leggen over Zee
verre togten af, en wonen in onderfcheidene
Luchtftreken, zoo dat zij in de Lente tot pns
overkomen en in den Herfst vyeder wärmere
Luchtftreken »»pzoeken, en , zelfs naar Egyp-r,
te , Abysfinien , : Senegal en meer andgre
oorden henei¡ trekken.
V . Doe verwonderlijk!
A . Zeker is dit ftuk een der merkwaar*
digfle in de Dierlijke Schepping. AVanneer
de tijd nadert van vertrekken,, doet de in eene
kooi opgeflotene Vogel, eene groóte onge-
rusiheid blyken, al heeft Mj ,ook de reis nog
nooit mede gedaan.. Vele , ziet men dan zich'
geregeld zamen vergaderen, gelijk de Ooijevaars
en de Kieviten, om zoo met elkanderen
de groote reis te . ondernemen. Welk
eene wonderbare' drift is dan niet deze!
Wie leert htm de Saifoenen om te gaan en te
komen zoo naauwkeurig onderfcheiden ? Wie
heeft hun geieerd, welk eene koers zij te
houden hebben, werwaarts zij zich hebben
heen te begeveu? Een eoijevaar aan -den hemel
weet zijne gezette tijden, en eene tortelduifen
kraan en zwaluw nemen den tijd hunner aan->
körnst waar. J e r e m . VIII. 7.
V . Ik erken er de hand des Schepper*
P a in j