
352 IN V L O E D d e s L IG H T S .
vari ondererf ,■ velé opííurpencíé vaten heb*'
ben^ terwijl zij van b o v en bijzon de r deS
daags in het Zonnelicht,? eene Lucht iiitwa-
fernen die zeer zuiver en voor het leven der
Dieren -alíernoodzakelijkst is,; zod dat de
Planten niet alleert ook door de Lucht, en
Dauw „en Regen gevoed worden, maar te-
Vens de' Lucht yoor de .ademhaling van
Menfchen en Hieren gefchikt maken* Er is
•íiog iets, dat de Planten niet kimnen mis?
fen,
; V . Wat is dat ?
A - Het Licht hebben de Pianteli ooK
.zoo volftrekt van nooden, dat z ij, hier
mede .niel .genoegzaam begimftigd, week,
-fpillig -en verflenscht,, zonder geur of.
fchoonheid opfchieten, gelijk gij des Voor?
j'aars- aan de- Aardappelen in den Kelder
Áimt zien. '
V . Misfchien heeft het Licht denzelfden'
invloed -ook- op ,„onze Ligchamen? Hebt gij
daarom eene zoo heldere, zoo vrolijke .Stu*
.deerkamer en Eetverírek«?
A . Zeker heeft het Licht ook op ons'
jen -op .de .Dieren in het algemeen eenen
grooten invloed en bevordert niet weinig
eene bloozénde gezondheid, niet te vinden
bij hun, die of als geyangenen, of door
bijzonderen arbeid , in het duistere verkeergn,
Het Licht beurt ons op, v.ervrolijkt ons^.
geeft
IN V L O F D PÈS L I C H T S , S53
|eeft ons eeneil helddfen „Geest | en zonden
wij dan _niet vrolijke Studeerkaraer.s, die ons'
tot letterarbeid tiiflokken en er den. Geest de
beste ftemming toe geven, Verkieten ? — Zba-
den wij dan zulk.s niet even zoo voof onze Eet-'’
Vertrekkeh begeren, daar wij altoos met eert
vrolijk haft fpijs eri drank moeten niittigeri,’
als, ,ook zoo heilzaäfn voor onze gezondheid?
V . Maar; tot de Planteft teriig keerende|
Zeg mij; hoe komt het voedfei in de W r-
telen; .eri hoe „wordt hét ,terder door de ge*
heele Plant gebragt, en in dezelve tot zoö
vele verfehillende Stoffen als Me'el, Gom;
Suiker, .Olie, enz: béwérkt?
A . Hier van kan ik U , om.in geene te'
groote uityperigheid te treden, .flechtè weinig
zeggen. Dè Wortelen der Planten eindigerf
in allerfijnfte ■ Vezeltjes of Hàarbuisjes j die
elk jaar verriieuwd worden, deze trekken àé
voedende; met het Water, als voerniiddel;
verbondene deelen uit den Grond; de Stñtnj
én alle verdei'e deelen d e r Plant beftaat íiit
Cellenweeffel en Voch'tvoerende Vate'ri, Spi-
taahaten genoémd, offldát Zij fldngSgewijzd
door de Plánt loopen, in dezé kliihmén dé
voedende ftoffen, door èene bijzonder \ver~
tende ■ kfachC dezer. deelen,' op, eri Worded
dan, voornamelijk in het Cellenweeffel, gefcheiden,
verbonden, en algemeen bewtiikr/
Zoo als de bijzondere bewerktuiging eri
Zi vorm*