
I I
224 " N E S T E N DER V Ö G E L E N .
dan eens blaauw, naar gelange de AVol iß
het fpinnen voorkwam. .De Steken in de
Bladeren en de daardoor getrokken Draad
zijn zeer : ongelijk gemaakt, waaruit gÿ zien
-•kunt, dat geene bedrevene Naaifter daarin
de hand gehad heeft, maar dat alles het werk
van een Vogeltje is. Dewijl de Draden niet
fterk aangehaald, en daardoor de lange ope-
ningen niet digt' gefloten zÿn, kunt gij de
witte daardoor fchijnende W o l, waarmede
het Vogeltje zijn Nestje gevuld heeft, dni-
delijk zien, en ' zulks nog meer boven in ,
waar de Wol uitfteekt, en het Beestje in en
iiit zijn Nest gaat. — ik heb deze Teekening
van den Edelen Heer v a n b r a a m
H O U C K G E E S T , die, te Canton in China
.'zijnde, twee zulke Nestjes uit de Boomen,
ftaande op eene opene plaats achter zijn
huis, genomen, en van het eene opzettelijk
deze ■ af bedding voor ,U gemaakt heeft. Ei-
'Tieve! bezie toch dit Nestje naauwkeurig, en
zeg mij, of gij ooit een Vogelnestje-, aar-»
diger en künftiger ■ toegefteld , aanfchouwd
hebt ?
V . Nooit ! De Kunst van dat lieve
Beestje verrukt mij in der daad. Zulke
fraaije Nestjes hebben wij zeker in ons Va-
-dadaad niet?
A .' De Vogelen in de heete Luchtftreek
moeten algemeen nog met meer voorzigtigheid
.7/ fefe" '"’' " X T ' ’ i J Canfcn in yimaa/ct Aocx- d C'an^an iC/nuitiuut, t weU-, m e t
J n ’ ciycpi y.-yfm7iF iF n a .D yan rcifcyiiy?
Jy/Zts/aAeryn yaiv ceyuitv Hcrmpeftno.
i ia a j ea /u-dxHrNbaarin tee/i'H
i/Zenb jreÂa/eat'<H