
I 1
i i i
i n WERVELBEENDERi SPIEREN»
je . van het Ooglid, het Strottenhoofd,-d®‘
Lucht- en Longpijp zijn er van gemaakt. •
V. Zijn niet de Halswervelen en ' d e ,
Ruggegraad bijzonder gevormd?.
, A.- Deze moesten dienen, om het Ligchaam
op te houden of te ftevigen, en
gelijkelijk alle buigingen toelaten: en daartoe
formeerde dan de Almagtige kleine plat- ,
te Beenderen5 die men Wervelbeenderen heet,
welke met ilrerke banden . zamen gehecht^ en _
met tusfchenplaatfing van Kraakbeen op elkander
gezet zijn. Zij hebben eene rond-'
achtige opening en maken dus te zamen een ■
koker mit, die eene gelijke zelfftandigheid.
als de Herfenen bevat en het Ruggemerg,
geheeten wordt.-
■ Het Kraakbeen, dat.,tusfchen de Wervelf-
en andere Beenderen geplaatst is , wordt,
door gedurende den dag overeind te ftaan,..
te gaan of te vverken, eenigermate zamen ,ge-
Arukt, en zet zich, wanneer wij des nachts-
rusten, weder uit. Vail daar is 'h e t , dat'
wij des morgens bijna een duim langer,
dan des avonds zijn. ' ;
, V . Zeg mij 5 , waardoor worden dez©..
Beenderen in beweging gebragt?
- A. Door 446 Spieren, welke men in het;
Menfchelijke Ligchaam telt. Zij maken datgeen
uit, wat wij Vleesch; noemen, zijnde-,
— meest-
KRACHT DER SPIEREN. ZÈNUW. 113
meestal langwerpig, dik, vleefchig in liaar
midden, naauw toeloopende en van een digter
en vaster maakfel aan de einden, welke
. men Pezen heet, en waarmede zij vast
ingeplant zijn in de Beenderen. Elke Spier
is omvangen en , van - eene andere onderfcheiden
door een Vlies ; en een 'Spier-
vezel, die niet ■ dikker dan een hoofdhaar
is , beftaat nog' uit meer dan 300 buisjes.
V. Hoe oneindig fijn moeten dus niet
deze zijn; — welk een kunstftuk is dan
elke Spier!
A . Ook dit zult gij moeten toeftemmen,
wanneer gij aan -de kracht denkt, die de
Spieren moeten uitoefenen om onze leden
èn ■ de daaraan verbondene lasten te bewegen
; » zoo gij, b. v. met de hand een gewigt
van 26 ponden regt uithoudt, moet
de Armfpier (deltoidesj eene kracht uitoefe-
neU van 560 ponden.
V . Zeg mij ook iets van de Zenuwen !
A. Veertig paar Zenuwen telt meri in
het menfchelijke Ligchaam, 10 paar ontfprin-
gen uit de Herfenen , en 30 paar uit het
Ruggemerg, dat - niet anders, dan eene verlenging
der Herfenen is ; zìj verfpreiden
zich in de allerfijnfte takjes over- het geheele
Ligchaam ; de ) Ziel werkt ¿oor haar
op de Spieren tot beweging der» Leden , en
H sg
J '