
94 "VÖORTREF'FEL. v a S dsn MENSCfl.
fchen der. te e , en over het gevogelie des
hemeh, en over al het gedierte, dat op de
aarde kr'uipt. G e n . IX. 2.
V . En de Godsdierist — ook deze ver*
fieft hem zeker! -
A. Heb dank Voor' iiw'e herinnering, oft
fchoon ik dit niet vergeten zou hebben.*
Door den Godsdienst heeft hij gemeenfchap'
met zijnen Schepper, De Dieren leveft, maaS
klimman *nooit op tot den oorfprong van huiif
beftaan, noch kennen zij de hand, die here'
vormde en voedt!
■ V . Maar de zoo groote verfcheidenheid itf
Kleur, Geaardheid en Zeden onder de menfchen I
• A . Het is waar, deze valt aanmerkelijk in
het oog. De blanke Europeers, de roskleu-
lige Afianen, de Zwarte Afrikanen, de ka-*
iieelbruine Amerikanen , en de mahonijhout
kleurige Zuidzee-eilanders verfchiilen in Eleui
zeker zoo veel van elkanderen, als in Ziels-
Vermögens een h u i g e n s , n e w t o n en
K a n t Van den Hottentot, of den Vuurlan-
der verfchiilen kan; maar hier in is niets-
ftrijdigs met de herkomst van het geheele Men-
ichelijke Geilacht , naar Bijbelleer en Natuurkunde,
uit, ¿¿n Menfchenpaar, daar men
onder andere Dieren nog »grootere verfcheiden-
lieden door Luchtftreek en Levenstvijze ziet.
voortkomen. En wat derzelver Zielsvermo-*
gens betreft , de Vuurlander en Hottentot
too«
:
e v e n r e d i g h e i d der DEELEN.- 95
ioont nog de Heer op deze Aarde te zijn,
daar, hij mede de Dieren aan zich weet te on*
derwerpen.
In het Menfchelijke Geflacht vindt gij de
grootfte Verfcheidenheid en Eenheid tevens»
Millioenen Zielen, Ligchamen, Leden, Aan-
gezigten. Stemmen, Handfchriften, en zocy _
vele millioenen verfchiilen, trappeii, en op-
•fe-lii-nmingen! AVelke wonderen! Zoo onder*
kent men den Mensch bij dag aan het Aan-
gezigt, bij dep nacht aan de Stem, en, alS;
Jiij niet tegenwQordig is , aan zijn Schrift.
V . Ei Ijeve, vaar met uvye onderrigtinge«
:Voort! Hoe veel leert gij mijl
A . Ik zal > u dan eenige algemeene aanmer-
kingeo over de Evenredigheid der Deelen va»
het Meiifehelijke Ligchaam, en daar na'eene
korte fchets van onze bijzondere Leden mededeelen.
V . De Algemeene moeten voorgaan! .
A . Het geheele Zamenftel des Ligchaams
is zoo juist geordend, en de Deelen zijn onderling
zoo doelmatig gefchikt, dat er geene
bekwamere gedaante en zamenftelling is uit te
denken. Alle de Deelen des Ligchaàms hebben
eene evénredìge fterkte, naar gelang dat
hunne werkingen zwaar zijn. Eenige vooft
name Leden, als Ooren, Oogen, Neusgaten,
Handen en Voeten Hj» d u bM , zoo wel tot
groet
"i
iPf .",v