
" í ;
|||« i
fo4 , ' MIJTEN] KÁASWORMff
' íñerkeú,' rrt'ét twee vaaidi|e fpfieten' eií eéfe.
" fchaalachtíge huid met veertien ringen, ter
‘ Zijde gelijk ! eene zaág getandfe'tél Onder den
buik veertien 'pooten, ván bliiiién iftet koíte
" ‘dorenen ' bezet, met , eenen ’ dubbel gevorkte'n
•feftaart. 1k vang het, hoe aardig"rolt het
ízich in mijne hand op om zieh dood te veiií-
’ ¿en ! . / " "
fe V* Zulk eén net gevormd weérlobs Diert-
' j e -verdient ook’ zeker onze opmerking. ■! ;
Á . Gewis. D t 'M ijte n , die ais ftof op
-Kaas, op Vygeii, op Amandelen, in Meel
énz. zich vertoonen, zijn, door het Vergroot-
'glás'gezien, Diertjes met zes pooten, een
paar heldere dogen, met haken als eèn nijp-
■tang' eh met vele hareh aan ’t lìjf,
V . Nu zult glj ook d en /Korffi hidt ver?
■geten„ die ih de Kaas zit?
A , Aan dit Diertje, 'beftetfld 'om door
4 e' Kaas' te bofeh, gaf de Schepper een vel
>¿00 ftevig als parkement, en twee LuchG
gaten vdor de ademhaling - op' elke zijde van
den tweeden' en derden ring; welke door
het Hoofd en-door de Knobbeltjes dier ringen
gedekt worden, opdai zij' niet verftopt
•worden door-de vette Kaas./' Hij krnipt^
en loopt, en fpringt , "w'el - vierentwintig
’ maal langer, ' dah hij zfclf ' is. ' Hij verändert
ook' eindelijk'fem'.een-Popje, .waar uit eeri
aardig Vliegje-'komt. ' ' .
■ ' V . Ees
T O R R E N . Z E E I N S E C T E N. 305
V . Eer wij opftaan/ luister, welk ‘eeu
getik?
X A. ’t Is achter U in , de blinden der
Schuifraam, veroorzaakt door een AVormpje ,
waar uit eene zoogenoemde Kloptor komt:,.;,
Deze AVormpjes, boren ronde gaatjes ' in het
hout, en . maken dan dat getik, volkomen
aan het tikken van een Horologie gelijk»
V . Zijn dir dan dezelfde Wormpjes, die
onze vermolmde Tafels en Stoelen doorboord,
hebben ?„
A. Deze zijn andere Wormpjes, die ook
onze lang bewaarde Ouwels eten, , in Popjes
veränderen, en daarna eindelijk Torretjes
worden. ■
Vi > Hoe Wonderbaar is alles bewoond ;
cn wat dient er niet al tòt Spijze !
A . Laat ons nu opftaan, om bij ' dit
fchoone weder, ’t Welk. de meeste Infecten
zoo zeer beminnen, uwen weetlust naar eenb
uitgebreider kennis der Infecten te mögen vol-
doen. Zonder de künftige Rangfchikking der.
Natuuronderzoekers te volgen , zal ik 'Ü
van Boom tot Boom, van Plant tot Plant,
al voortwandelende , geleiden: want alömme
zullen vvii Infecten vinden, daar toeh Die-
ren en Planten, Aarde en AVater, Rivieren
en Zeeën met Witbloedige Dieren bevolkt zijn/
V . Hoe, leven er ook van deze DiertjeS
in de Zee, i» de zoute Zee? - - '
Y Á . Mu*