
„ S9Ö VO E LFN DER KTNDER'EM.
zins ontkenncn, dat de ■ lioemen-den M'-nseh
natuurlijk behagen, daar zij zoo zeer in den
finaak der Kinderen vallen, en de Ziiigeling
reeds zijne poezele hand.es met zoo veei’
drift naar eene veelkleurige Bloem iiitllrekt.
A . . Uwe aanmerking is juist, en geeft mij
gelegenheid U hierbij te herinneren, hoe onz^
Zintöigen, en bijzonder het tastend Gevoel,
door oefening ons wél doet oordeelen over
hetgeen ons omringt, als over grootte, gedaante,
afftand, kleuren, enz. Het is eeri
beginfel, ’t welk de Schepper in de ziel des
' teederen Kinds gelegd heeft, dat het, door
alles met zijne lieve handjes te voelen, ta
tasten, te grtjpen, zieh bekend zal maken
met hetgeen het in zijne nabijheid befchouwt; .
want het oog is nog niet geoefend om over
a iftand, grootte, gedaante te oordeelen; het
moet door het Ziniuig des Gevoels daar in
" geholi-ien, daartoe gebragt worden. Men dient
dns deze geneigdheid der Kinderen geenszins
anders te keer te gaan dan wanneer zij"
zich bij iets, voor hun fchadelijks, bepaalt,
of in dwingen ontaard; zij leeren veel beter
■ en veel volkomener door eigene oefening en
ondervinding, dan door onderwijs. Als zij
nog niet kunnen fpreken , en geen onderwijs
nog kan plaats hebben , leeren zij reeds door
tasten en voelen. Ook door oeiening leeren
wij
MANIER VAN VOELEN» 597
wij zelf wcl te voelen, want, voel iets op
eene ongewone wijze, en gij zult ligtelijk be-
drogen worden. . . ' ■ .
V. Hoe zoo? waardoor?
A. Omdat wij door gewoonte; doot oeife*
_ning, wanneer het eene Zintuig het andere
helpt en onderrigt, alleen w'd keren oordeelen.
Bij voorbeeld , ik zal (fteek uwe linkerhand
eens plat uit) dezen Knikker in de paim
van dezelve leggen’ en gij moet dan met de
vingers van uwe regterhand voelen, hoe velea
er in gelegd zijn.
V. Dit fc klaar! ik weet, ik voel nu
niet meer, daii dtincn in dezelve.
A. Sluit nu eens uwe oogen; Idg den
tweeden vingcr van uwe regterhand over den
eerften; voel' n’u "den Knikket;'en draai hem
een weinigie in de. r o n d t e ■ Hoe vele
Knikkers voelt gij nu?,. " ' ‘
V. Nu voel ik er twee!
A. En evenwel is er niet meer dan ¿¿a
in uwe hand — Open uwe ooven!
V. Het is zoo, de ondervinding beves-
iigt volkomen iiw gezegde. Zouden wij allen
alle Kleuren in de Bloemen, dan ook.
wel op dezelfde wijze zien? -
A. Dit is niet. zeker. Zöo befchouwen
galzieke Menfchen alles gloeijcnder, ro.sacHti-
gcr , geel en aschverw’g. De vliezen ’en
vochten des oogs zullen in dezen wel ver-
fchil kunnen veroorzaken. V.. Houdt
lt. Í
1 Ú
;¡iY
.11