
46 w I-N D.
r éî'f
warm weder donder. De Noordc Winden waai*
jen 42 dngeii in het jaar; zij zijn koud, on»
aangenaamonvruchtbaar : immers zij komen
lût konde Gewesten over ketens van Bergen
alwaar de Lncht door Sneeuw en JJs verkoeld
wordt. De Ooste Winden ivaaijen 53 dagen ; ook
deze zijn koud, droog, çn geven \dus des
winters Vorst. De Ziûde Winden waaijen 33
dagen; zij benevelen wel de Lucht, ver-
zwakk^n onze Ligchamen, doch geven warmte
en vruchtbaarheid aan de GeWasfen.
V . D e -eigenfchappen der Winden zijn dus
naar de Aardftreken , van welken zij komen,
zeer onderfcheiden, en de fterkte van
den Wind is zeker den eenen tijd bij den
anderen niet minder verfchillend ?
A . Dit weet gij, wanneer gij het zachte
Windje, dat naaiiwelijks een blad beweegt,
bij een’ woedenden Storm vergelijkt. De eer-
ile doorloopt in eene- feconde van 10 rot
15 voeten, . doch - een Stormwind van de 40
tot de 60 voeten; eii bij een’ Orkaan heeft
men zelfs waargenomen, dat toen de Wind
in-- eene feconde 123 ' voeten afldgde. ' Welk
een ontzettend vermögen moet- zulk e'en
ilerke Luchtilroom niet hebben, — in welk eené
bruifende beweging brengt zij der - Zeeën
Oppervlakte, gelijk gij daarvan de fchoonile
befchrijving in P s , CVII. 25-— 31 vindt.
V. îk
hO' Si
W I N D . 4?
V . Ik geloof w e l,' dat die beweging in
de Lucht zeer nuttig i s , doch gaarne had ik
dit bijzonder aangewezen.
■ A. Door öplettendheid eh eigen nadenken
moet gij daarvan zeker overtuigd zijn, daar
de noodzakelijkheid van den Wind toch zeer
in het oog valt. — Door den Wind wordt
de, door de ademhaling en velerlei verrotting
bedorvene Lucht der Steden naar het Land en da
Zeeen gevoerd om gereinigd te worden, terwijl
de zuivere Land- en Zeelucht derzelver plaats
vervangt. — Door den Wind worden de Wateren
der Zeeen, en Meren in beweging gebragt
cn door deze beweging voor bederf bewaard. —
Door den Wind worden de Wolken van bo-'
ven de Zee tot ver afgelegen Landen gebragt,
die door den Regen befproeid moeten
worden.— De Wind verko.Jt bij frerke hitte,
en droogt' na langdurigen Regen het Aardrijk.
— De Wind bevordert door de beweging
de opklimming der fappen in de Boomen.
— De Wind brengt het ftofmeel dev
mannelijke Bloemen tot de vrouwelijke Bloemen
dikwijls over, en is daardoor,^ de oor-
,zaak van, vmchtbaar zaad. — De Wind ver-
fpreidt het zaad van vele G,.wasfen, door de
vleugeltjfs en randjes die het heeft, wijd eij
zijd. De Wind doet zwaar geladene logge.
Schepen van her eene einde der Aarde. tot
het andere voortdrijven, e.» legt den grondfla£