
314: MIER . M IÊ R EN L E EUW ,
Biij hog niets gêzegd, mag ik U dit nn her?l
inneren ?
‘ A . Met het Microscoop zult gij de Mier
befchouwen als een Diertje met een groot
hoofd, en twee horentjes, die twaalf geledin-
gen hehben, met nitpuilende geparelde oogen,
en getande kaken , z o q dat zij bijten eii kaau-’
wen en njet zuigen ; gewapend met een’ angel,
bedekt met eene harde korst, en digt begroeid
met witachtige blinkende borftels»
Deze Diertjes wonen in Maatfchappij in Holen,
die verfeheiden gangen hebben, en leveren
vele blijken van een verwonderlijk inflinct
op. Hunne Eijeren worden Popjes, die zÿ
fomwijlen bij beider weêr in de Zon brengen
om ze te verwarmen, en hunne zorg voor
deze Popjes die men ten onregt Eijeren
noemt, is zoo groot, en de kracht der
Mieren zoo fterk, dat een half doorgefne-
dene Mier nog eenige Popjes zal wegdragen,
V , Ook dît Diertje verheeriijkt zijnen Maker !
A. En niet minder een ander Infect, dat
den naam van Mierenleeim draagt, en op
eene alzins zeldzame wijze zijne prooi zoekt
te bemagtigen en zieh voedfei te behalen.
Immers de Mierenleeuw graaft of fcharrelt
zieh een’ treehtervormigen Kuil in los zand
en houdt zieh ftil beneden in denzelven.
Wanneer er nn eene Mier of een ander
Infect op de» rand van dezen Kuil komt,
■ ‘ valt
V E E N M O L . D U I Z E N D B E E N . J i ä
valt dezelve met het losfe zand naar beiie-
dmi, en alzoo bemagtigt dan de fteeds op
^ulke ongelukkige. flägtoffers w^chteÄde Mierenleeuw
zijnen buit.
V . Is dit een Hol van een zoo wonderlljk
Infect?
A . Neen, wij vinden deze Diertjes ta=
fchaars in ons Vaderland, dan dat gij verwachten
kunt, zoo aanftonds derzelver Holen
te zullen vinden. Dit is bet hol van
een’ Feenmoi, die gewapend is met een
harnas en met eene ftarde zaag aan ieder der
pooten, — Zoo hij“ zijn kamertje onder den
grond, waar in zijne Eitjes zijn opgelegd,
fluit; eene gracht of borstwering rondoin
dezelve maakt; bij dezelve fteeds één op
fchildwacht blijft, met één woord, zoq hij
in alles als met fchrander overleg, wijs he-
leid en ver vooruitzigt handelt, zeg piij,
heeft dan een blind Geval of de oneindige
Wijsheid van den God der Natuur zoo veel
inflinct aan dit Diertje gegeven?
V. Deze vraag beilist zieh zelve !
A. Hier is al weér een ander Infect, de
Duizendbeen, zoo geheeten, wegens het groot
aantal van Pooten , bij fommige foorten
meer dan hondeyd en vijftig. Elke Poot
heeft zijne bijzondere beweging, de een volgt
geregeld den anderen, en dus hebhen zij
«enen fnellen gang.
V. Hoc
X
:'X
f;