
4 04 SCHOONHEID der BLOEMEN.
fierlijke, het liefelijke en het nuttige, waar*
door zij meest boven alle andere dingen ia
de Natuur uitmunten. Het iierlijke noeme
ik : want wat gaat boven den gloed vaa
derzelver Kleuren? het liefelijke: want wat
overtreft derzelver Gettren ? het nuttige : want
wat geeft ons uitmuntender Vriiehten-en Za-
den?; Elke Bloefem hebt gij toeh als eene
Bloem te befchouwen. Hoe zachtvloeijend
ziiigt SALOMO, die uitmuntende beoefenaar
der Natuur:.
. Men zU t reeds- de hUemp/er
Verfieren het veld;
Nu nadert de lente;
! D e zangtijd genaakt.
Moor hee in de beemden
. De tortelduif kirt.
H o OGL. II. I I , LS»,
En JEzUS zelf fprak: Aanmerkt de leiten
des velds, hoe z ij wasfen. M a t t k .
V I . ¿8.
V. Zulke- voorbeelden eu aanmaninge»,
zelfs door eenen Goddelijken Leeraar, zullen
mij ten krachtigften aanmoedigen, om ook
het oplettendst oog op de Bloemen te flgah;
«doch leer gijr mij, op welke bijzonderheden
-ilt moet letten, of welk eene orde ik in
aiijne befchouwingen te volgen hebbe. ;
" A* -De tijd der Bloemen verdient de» eerib
aau»
TiJDfev a n B LO E I J EN - 4 0 5
.aandacht -na - hetgeen ik er U reeds vaa
gezegd heb. De meeste Bloemen, als uit ge*
noegzameu groei- -door koestereude warmte
voortkomeude, ontluiken niet in den guren
Winter, bij hüllende Winden, fcherpe Koude
en -verftijvenden Vorst, maar de Lente brengt
er reeds eenige .en de Zomer de meeste voort,
terwijl ook de Herfst -nog met andere ■ pronkt.
Bus vervangen elkanderen de fchoonheden der
Natuur, daar men drie vierde deelen des jaars
door verfeheidene -en fehoone : Bloemen . ge-
ftreeld -wordt. . _ ’
V . En na dezen verfcHllenden » tijd van
L e t . voortkomen der Bloemen moet ik let*
' ten .-,... ? ■ '' f o fe-' ■
- A . Op de géboorte zelve'! Bóe. uit ds
min fierlijke Knop, die uit de Bloem-zelye,
©f uit eene ' menigte op elkauder liggende Bladeren
ter befcherming der Bloem beftaat, de
fierlijke Bloem zieh ontwikkelt. Gij zult.,
verder,. de meeste Bloemen laag aan den grond
zien blijven , eenige hooger opfchieten, en
«ene enkele eene groote hoogte zien bereiken,
gelijk de A loe, . die -Wel tot over -de twintig
voeten bereikt. Zòo glj uaauwireurig op
de Bladeren der Bloemen let, vindt gij dat
de teedere en ... zwakke beneden omloopende
Steunfels hebben om dezelve op te houden,
daar dé ftevige Bloembladeren, die zich zelve
kuiinen ophouden, gelijk Lehen- en Tiilpen.
CC 3 . : . ,ÚS»
i, I