
liet le huis hoort, moedig en even zoo' fif
gipoten roem, als bij oiis in verachting eh'
door flechte behandeling verlaagd is; dat tot
lastdrageh uitmuntend is gefchikt, aan veel
minder ziekten, dan de Paafdeii, Onderhevig
i s , en algemeen nu een Dier van den twee-’
den rang nitmaakt, doch een der eerfte zon
zijn, ZOO het Paard niet beftond.
V. Hoe veränderen vele zaken van gedaante
, als meñ ze 'zoñdér VOoroordeekn, Tit een
ander lieht befchouwt?
A. Leer zoo altijd uit* dgtn oogert te
Men , en - volg nimmer zonder nadenken ;
flechts blindelingg den grooten hoop. Ik zai
nu to-t een ander Dier overgaan!
V . Tot welk?
A. Tot een Dier, dat U de grööte zbrg
des Scheppérs voor ’s-.Menlhhen onderhond
zal iiitroepen; tot eén, dat niet vlug is , geen
liitwendige fieraad bezit, wel groote oogen,
doch zonder vuur heeit, in lijdzaamheid, geduld
en onderwerping, in zijnen, thans van
Ons geheel afhankelijken ' ftaat, fchier zijns
gelijken iiiet heeft; een Dier' diis', dat noch
in ligchaamsgedaante, noch in zielsvermogéns
eenigen roem kan hebhcn, en echter zoo nuttig
ivS, dat het alleen onze, meest dringende,
behoeften vervullen kan.
V . Gij mcent het Schaap ? Ga voort met
er mij meer van te leeren.
A , Yan-
A . Van de onderfcheidene Rasfen , die er
Mjn, hebben. wij in ons Vaderland ook .eeiii-
g e , als met en zonder Horens, met korte en
Sinne Staarten, met goede fijne en met grove
Wol. Die van Texel en Wieringen worden
^vvaar, vet, en hebben zeer fijne W o l, en
die van Drenthe e,n de Veluwe vallen ligter»
hebbcy gr.o\er Yacht,, doch veel malfcher
Vleesch. Sedert eenigen tijd heeft men de
- aanfokking. van Spaajifche Schapen, die in
fijnheid van Wol boven alle andere uitmun,-
ten, in ons Vaderland ook begonnen; zij
aarden hier zeer. wel, en verbasteren in dit
Klimaat zelfs niet.
V. Zeg mij iets van den aard dezer nut«
tige Dieren?
A . Zij zijn dom in het mljdeii der gevaren,
zwak en weerloos, en vallen zelfs op
Planten, zoo als op den Taxis, aan, dia
voor hen vergif zijn; doali dit alles zal grootelijks
voortkomen, om dat zij veel meer dan
eenig ander Dier, van hunnen oorfpronkelykcn
natuurftaat door ons verbasterd zijn. Voor
AVolven en . ook voor Plonden zijn zij zeer
bevreesd, doch zoo zij Lammeren hebben,
zult gij het Schaap als een moedig Dier op
den Hond zelfs zien losgaan. “ Zij zijn aan
bijzondere ziekten onderworpen, worden dik«
wills ongans, eu hebben nu even zeer onze
verzorging noodig, als zij , ons in Melk,
N 3 Vleesch,
Ii: