
4Ö0 ORDE m DE KLEÜREN.
ilYW
Rangfchikking bekoort ons oog, wanneer
men Geel in het midden zet. Rood daaf
naast, doeh wat achterwaarts en • vervolgens
Blaauw in een wijkend gezigt — of wanneef
men Purper vooraan plaatst, Paars daar’
achter en het , Groen ten laatften, ' Den
Schilder maakt verfcheidenheid in zijne fchik-
kingen „en tusfchenvoegingen, gelijlc. hij „ dat
in de Natuur leert — Wit past, zoo men
fraaije achtergronden Wil 'hebben, op alle
gronden, behalve op gloeijend Geel. Groen
met Oranje geeft eene Valfche Flarmonie. —
Het licht Geel past daar en tegen op'Purper,
Violer, Blaauw en Groen. - - Het licht
Blaauw op Groen, Violet en Geel, dat nief
gloeijend of brandig is — licht Groen doet
eene goede werking op- Purper, Violet eU
Blaauw — het licht Paars voégt wel op
Groen en Blaauw. — Op Wit ftaat Zwart.
Paars, Groen, Violet, en Purper zeer goed:
Geel en Blaauw' mögen er bij komen. — Op
licht' Geel past Violet, Purper _en Groen;
op bleek Rood, Groen en Blaauw: op bleek
Groen, Purper, Blaauw, Geel en Violet: op
bleek Blaauw donker Geel, Rood en Groen,
op bleek Rood fteekt het fchoone Grasgroeh
wel af. — Op rosfe Aarde ftaat eigenaafdig
wel, fchoon en donker Violet, Blaauwe Bloemen
en donker Groene Bladeren. ■— WII
men Geel den boventoon geven, men zette
er
ORDE IN ÉLEURfeÑ.
il:!
■ er Èlaauw achter — of wil men het Geel
■ Verzwakken' Of vetminderèn , men plaatfe
Groen aan deszelfs zijdenö — Voorts bö- ,
houden alle weeffchijnende Klfeurèn ' in de
ibhaduw de Gröndkleür vah' hét hoogfel,
hetgeen de oude Schilders niet begrepen ; ¿ij
fchilderderi föch, b. V. eeile gele ftoffe líiét
feen blaauweri wfcerfchijn/ en inaáktén dus hét
hoogfel Geel fen de fchaduw ßlaauw, dat vef-
kfeerd isl Gij kurit dit alles breedvoerig in het
groot Schilderboek van ^ d e 'la-iresse lezèrt.
V. Bij de zamerivbeging väii Klfenren ziet
men ivel of dezfelve hafd bf vlÖetjende bij elkander
’ zijn, maar riimmef heb ik zulk eenè
iilgenieene fen vaste harmonie begrepen. .
• A. Hebt, gij obk tvel opgemerkt, ’dát iedfef
Saizoeri, ifeder Tijdpefk vän dfen Dag, alle hünriè
bijzbndere Kleuren iri het licht eri in de fch'ä- '
duw hebben? De Maán geeft een blfefek eii
ZilvferaChtig licht op de blaauwe kleifteri; De Zon
deelt een geelachtig wit mede. In eene hetíokkferié
Lucht zijn de voörwerperi duidelijker en ken-
baarder,"dan iri den Zonnefchijn ; mén ondfef*
kent áan de Klenr dfer voorwerpeil geriiakkelijk
efeneri ftormachtigfen van eenen helderfen, ftil*
leri Hag; den Morgen ván den Middág en deli
Avond ; den Zomer t^ftn den Winter.
■ V. Vöortäan zal ik met meer opmerlzaäm-'
heid op dit verfehil en de-harmonie der Klöiri
îèiî letten* M a a r ,to t de ßloemeri wederkfeel
C e
íH: i i i
fe ft 4 !,
’ ii