
‘ 7
>1
1 i i i !;
Je '5
i\ u! fl" fe ■II
p i p l
i«
■ F
r i -if 1
P L A N r E N. '
Schepfelen des Allerhoogften van Menfchen
en Dieren verfchiilen. Zij knnnen door geene
willekeurige beweging- ■ of plaatsverandering
hun voedfei ;Zoeken, maar ilaan vast in de
Aarde, en dus komt het voedfei tot de Ge-
wasfen. De Planten niaken ecu eigen Rijk
pp dezen Aardbol uit, ;
' y . En wat dacht gij verder ?
A . Dat hoe zeer dg Planten een eigen
, Rijk uitmaken en sis aan eigene wetten ,on-
derworpen zijn, er nogtans eene oneindige
verfcheidenheid tusfchen Planten cn Planten
heerscht. Ik peinsde bij mij zelven: dat nederig
Moschje is een Boom , en welk ver-
fchil is gr ' gchter' tnsfehen dat en anderen:
de Gentiaan is en blijft de Gentiaan, even-
wel . ontmoet men er twintig foorten van:
een Eik is ' een'«E ik , niet' re min telt men
zes en dertig verfcheidenheden in dezelven,
Welk MenfeheEjk ' vemuft had immer een
Plan van zoo vele verfchillende Planten
kunnen ontwerpen, ik laat flaan hetzelve
uitvoeren!”
■ V . Daar ik ook voortaan het ffille ge-
noegen der Tuinen meer zal beminnen, dan
de ijdele vermaken der woelachtige Wereld,
200 verzoek ik U , dat gij mij thans nadgr
over de Planten onderhouden moogt, als
waarvan gij ' nog niet gefprok^n ' hebt. ' Zeg
mij, uk welke Stoffen'dej Planten beilaan?
A. Dc
BESTAANDEELEN der PLANTEN. 34^»
A. De beflaandeelen der Planten kunnen;
tot weinige enkelvoudige Grondftoffen te rug
gebragt worden; als zijnde voornamelijk,
gelijk men ze noemt, koolftoffe, waterftoffe,
ftikftoffe ' en zuurftoffe. Deze heft;aandeelen
trekken de Planten uit den Grond en uit de
Lucht , en daar dezelve zich bÿ de Planten
in verfchillende evenredigheden voegen,
of door het levensbeginfel der Planten bij elkander
gevoegd worden, zoo wordt daardoor ■
het Meel, de Slijm, de Harst of G om , de
O lie ,. de iSuiker, met é é n woord/, alles,
wat de Planten opleveren in Bast, H o u t,
Bladen, Bloei en Vrucirten voortgebragt.
V . Hoe kunnen eenige weinige Hoofd-
iloffeii zulk eene „groote. verfcheidenheid van
Gewasfen voortbrengen; en hoe kunneij de
Gewasfen », die in denzelfden Grond groeijen
, ' en aan denzelfden invloed der Luche
bloot ftaan, onderling zoo zeer verfchiilen?
A . Herinner U , wat ik bij een vrogger
gefprek U hierover gezegd, en met het voorbeeld
der Letters, waarmede wij duizenden
onderfcheidene Woorden vormen, die alle
onderfcheidene zaken uitdrukken,, opgehelderd,
heb/. Elke Plant trekt die Grondftoffen aan,
en voegt ze in die evenredigheid te zamen, als
hare aard., hare hewerktuiging, haar levensbeginfel
en vormdrift medebrengen, en dus
groeit de hooge Eik »aast het nederige Moschplant?
iîi
/i'7