
i i
»gs WATERBEWONERS i
hardheid met den öuderdom toenemen als bij
de Lauddièréil, levétí zij zeer lailg^ gelijli
inen weet, dat Eafpers en Snoeken honderd
\ cn tweéhonderd jaren oiid zijn géwordeii.
V .' Hebben de Visfchen ook Zintuigen?
A . Voorzeker moet men ook de vijf Zin-
fuigeft aan de ViSfehen toekennen. Himne
Oogen zijn van een zeer bijzonder maakfel ;
en bij de Platvisfchen , als Sehol, Bot ,
T o n g , die zich het meest bij den grond onthouden
, en vlak fchiiins zwemmen, zijn beidé
aan eene zijde van den Kop geplaatst, daar
zij alleen op en zij waarts hebben te zien ter
bejaging van hun voedfei en ter ontkoming
van vijanden. Dat de Visfchen onder Water
hooren, kon i«en reeds lange geweten
hebben, daar menJCarpers leeren kan op flui«
ten boven te komen Y ook heeft men thans
derzelver Gehoorwerktuigen' onderzocht. De
Reuk is bij de Visfchen, ten minflé by
velen , hei fcherpfte Zintuig.
V . Hebben zij obk Tándéu?
h i Algeméen is bun Meud veei beter,
dan van eenig LaUddier gewapend , daar vele
jiiet flechts eenige rijen Tanden achter elk-
anderen in den Mond hebben, maar zelfs
bij fommige de Keel nog daarmede voorzien.
I S .
V. Hoe Ademen zij?
A. Op eene geheel bijzondere wijze: im-
AiQEMHAfclNG DER VìS^CHEN. i s § '
bìèrs de Visféhèn hebben geéné Longen *
mnàr Kieufceil, Yie aan beide zijdell van deh
Köp iiggèn; ttieèsf biidér eétt of meer halbé
tìiàànS vormig-e dékfelsi De ' Kìcnwcn zelvé
zijn met onteibare, allerfijnfte bloedbateii
doorweveri ; en op ledere zijde in vier bladen
verdeeld, welke veel naàr den baärd
van eene fchrijfpen gelijken, en bij derzelvèf.
ihplanting doOr boogvortaige grateli' olTdéf*
• fteund worden. Ooideel over dit künftig'
Makfcl, daar een Karper ^386 beeiiige eit
69 vleefchige deelen, ter Ademhaling heeft,
én de takjes der Aderen'eh Slagadetéti wel
àò,ooó bedragen !
V . Wie zou ihimer hier zoo veel Kunst
eh Wijsheid "-zocken ? -'W a r—fchtiilt ' -ér - ' niet
achter deze Kieuwendékféls ! — Hebben dé
Visfchen ook eene Spraak? -
A; Daar zij geene -Longen hebbéh, maaf'
hét met dén Mond Opgenomen Water door
àé Kieuweri weder uitpérfeh, kunnert ; jzij
Óok geene ftem hebben ; echter kunnen ééhi-
ge; gelijk dé Knorhaan en de We'ervisch,
eén zeker geluid maken.
V. Waarom hebben zij |èenéh Plàls ?
A. Dezè was niet noodig, daar zij zicR
2Cer vaardig ih het Water kiìnnen omkeereh;
V . PÌoe zijn dé Vìsmhen gedekt?
A. Op eené aileivoorti'éffelijkfte wijze mei
Stìiobbeh, olii welke U.wèl te doeri kennen
■ R a i t .
I l
k
i , Ì1ÌJ1/ .ir