
i
EENENTWINT IGSTE
ZAMENSPRAAK.
o V E R D *
B O S S C H E N EN B O OM E N
ONZ E S V A D E R L A N D S .
Inlandfche Planten. Echa. Schaon Gezigtf
Sourenfche Woud. Heesters. Kruiden.
Boomen. Verfcheidenheid. Gedaante. Groei.
Stand. Hoogte. Dikte. Schors. Stam.
Inwendig Maakfel. Kwasten. Ste-
dehout. Eiken. „ Kastanje-Equina.
Linden. Dennen. IJpen.
Beuken. Aleeien. Populieren.
Jeneverhoomen. Veenreok. El-
zen. Esfen. Berken. Wil-
gen. Varen. Zwam.
Altijd groene Boomen.
Nut der Boomen.
V R A A G , WMM e erwaarts zult gij mij m*
op onze wandeling geleiden?
A N T W O O R D . Laat ons naar het Sourenfche'
Woud gaan, längs deze Laan, die,
offchoon een groot Uur lang, U echter nies
vervelen zal,
V . Hq«
INLANDSCHE PLA N T EN . 493
V . Hoe ruig zfci hier längs deze breede
fchoone Laan de wederzijdfche Slooten be-
groeid!
A, Sommige Planten beminnen eene gloei-
jende Zon, andere eene koele Schaduw; deze
eenen vochtigen, gene eenen droogen Grond ,
en daar de Zaden der Planten, gelijk ik U
reeds gezegd heb, op velerlei. wijzen zieh
verfpreiden, zoo ontkiemen ook die aan de
Slootswallen, onder het lommer dezer Boomen
, welke eenen vochtigen befchaduwden
grond verkiezen; doch merk in het algemeen
hierbij o p , dat de Schepper zoo wel
bij het Plantenrijk als bij het Dierenrijk
geene ledige ruimten wil.
V. Maar waartoe dan die Planten?
A , Het eene hangt in de Schepping van
God van; het andere af. Zouden er overal
Dieren leven, dan moest ook overal voedfei
voor dezelve voorhanden zijn. * Bovendien
doen ons alle Planten, door de zuivere
Lucht , die zij uitgeven , voordeel; doch
vooral moet men opmerken, dat op zulke
plaatfen dikwijls de nuttigfte Planten voor
de Geneeskunde groeijen.
-V. Noem mij dezen,op, - en doe mij derzelver
'genezende brachten kennen!
A . Wij hebben reeds bij eene voorgaande
gelegenheid hiervan gefproken. "Eene enkele
opnoeming kan U.niets helpen, en ik zou
Ú
£
te
f
T" '
/te . .
¡r
i r 7
I
te-
7 DZ -