
i ê <3 E L Ê C T R I C I T E I T » .
ftaat; dat ze ohs de grootfte giften zoo iveì
als de kleinften doet Vergeten, eri eindelijk,’
dat! ze de oorzaak ié , dat de Dankbaarlicid
cene der' eérfle piigten; ook teri dezen aanzien,
gelieel of ten deelé àchtefblijft./
V . Hoedanig is hét ■Yuur , . ’t welk' riieri
Electriek, of de Electriciteit noemt?
A , Het wonderbaarfte voorzeker, dat wl|
in de Natuur kennen. Het Electrieke Vuur
is overal verfpreid en bij alle Ligchamen aan*
wezig, doch , hèt is niet eer te öntdekken,
dan wanneer het van een Ligchaam/dat té
veel heeft,' óvergaat tòt een -ander, dät té
weinig heeft. In dit evenwigt te Verbreken,.
met bet eene Ligchaam te geven en het ändere
te ontnemen, beftaat de werking der Elee-'
trifeermachines,/ die door veelvuldig gebruik
thans algemeen bekend zijn.- De proeveri met
deze Werktiiigen doen U zien, dat dit Vimf
door fommige Ligchamen vrij heendringt, die
men geleiders noemt, doch door andere niet
gaat, die men daarom niet geleiders h t tt ,
doch bij welke het door wrijving of verwarf
ming op'gewekt kan worden , en die daarom
Electrieke ■ Ligchamen genoemd worden , gelijk
Glas, Harst, Pek, Zegellak, W as,
Zijde, enz. Dit Vuur doodt Diereri, ont-
brandt brandbare Ligchamen ^ fmelt Metalen,
verbrijzelt de bardile Ligchamen; zoo’
ab ’
E L E C T R I C I T E I T . tô t
als men in . het kleine door Electrifeerfflachi-*
nes kan toonen, en door de uitwerking van
den Blilifem bekend is. :
Y'. Kan men den Blikfem niet wel afleb
den ? ..
.A . Ja, zoo ais ik U reeds gezegd heb;
even gelijk men den Regen afleidt : door dé
huizen met pannen te dekken, kan men den
BlikfemXafleiden door metalen draden van de
bovenfte deelen van een Gebouw, als Gevels,
Schoorfteenen , in den Grond of in Water'te
laten loopen. Zoo dan de Blikfem op
zulk éen Gebouw flaat, loopt hij längs het
Metaal . naar- den Grond of in het Water,
verfpreidt zich daar, en doet het GebouW
geen nadeel.
V. W'aartoe zulk een verfchrikkelijk Vuur
’t weik zoo dikwijls groote verwoestingen
aanrigt?
A. Onthoud eens vooral, dat juist de
nuttigfte dingen ook de fchadelijkfte kimnen
zijn. Zulks heeft plaats met het Water,
met het Vuur, met de Electriciteit, en zal
U vervolgens blijken oak met de Dieren
plaats te hebben. Is het niet genoeg, dat
de Schepper ons het heftier over het Vuur,
en, ik zou fchier zeggen, het vermögen
over den Blikfem., gegeven heeft ? Zullers
wij dan den tIeer der Natuur bedillen,
oin dat wij onvoorzigtig met het eerfte
■ i ' L ' .
’*■ : :
, ■ r ■ ' ' r- “
; ' ' ' ■ ; ; ri