
l i '11
i f f
3f2o B L O E D , O M L O O P .
A . De hoeveelheid van het Bloed bij
den Mensch heeft h a l l e r - op 30 of 36
ponden gefchat. Het Plart is de vergader-.
bak en de perspomp voor het Bloed; bet
zelve beftaat uit twee Kameren, welke men
de regter en de linket noemt ; uit de
Linkerkaraer worden bij elke klopping, onge-
veer a oncen Bloed voortgeiloten in de
Slagaderen, die het verder voortftuwen tot
aan de uiterile en kleinfle deelen des Ligchaams;
de fijnile takjes der Aderen nemen
dan dit Bloed weer op en voeren het tot
de^ Regterkamer van het Hart terug.
V . AVelk eene verwonderiijke omloop!
A . Laat mij verder gaan. De , weg, , die
het Bloed . alzoo moet afleggen in ona
Ligchaam rekent men 149 voeten lang te,
zijn, en zoo er nn 75 polsflagen in eene
minuut of '45qo in elk nur zijn, zal het
Bloed 22| maal in elk tnir ons geheele
Ligchaam doorloopen en dus den weg van
149 voeten afleggen, Nu ftelt men, dat
er eene kracht van 900 centeners zou noodig
zijn, om het Bloed flechts twee voeten
ver voort te ftiiwen, hoq verbazend
groot moet, dus de kracht niet zijn, om
het den weg van 149 voeten te doen af-
Jeggen! ■ *
V, Hoe zal ik mijne verwondering
k t fterkst uitdrukken — weik Ligchaam,
weik
H A R T . L O N G E N ,4; 121
welk Ingewand oefent zulk' eene kracht uit?
A. Het Hart , het vleefchige Hart is
die fterk werkende Spier, welke elk oogen-
hlik van ons leven zulk eene groote kracht „
liitoefent, zonder dat wij er iets van ge-
voelen, ja zonder dat wij er aan denken
en er de Alprngt van den Schepper in
vereereii!
V . Zoo is dan elke klopping van mijn Hart ‘
een wonder en eene weldaad Gods! — Maar
vergun mij verder te yragen, waardoor het
Hart dit vermögen altijd behoudt, en hoe
het Bloed weer uit de Regter in dg, Linker-
kamer van hetzelve komt?
A. Om deze uwe gegronde vraag te
beantwoorden moeten wÜ zien op de Longen
, en de Ademhaling verklären. De
Longen zijn twee groote fponsachtige, met
vele Bloed- en Luchtvaten zamen geftelde
Ligchamen, die de beide Borstholten opvul-
Jen en het Hart als tusfchen zich befluiten,'
De Luchtbuis, die ik Ü reeds heb
doen kennen, yerdeelt zich in de Borst-
holte in twee Takken, waarvan de eene
in de regter en de andere in de Hnkerlong ,
gaat, terwijl zij zich dan verder in millioenen
Takjes tot in het midden der talloo-
ze Luchtcelletjes verfpreiden.,
A^. Hoe fijn znllen niet deze Takjes,
hoe klein deze Luchtcelletjes zijn?
H 5 A , De
■
Iii;,.!, i, ... :
'ii' '
| # f " . , J
'4: i U:'
i f X
R'i- c :