
 
		14°   ['Meij  1778.J  R E I Z E   n a a r   d e n 
 op  veele  plaatfen  was  ’er  geen  werk  meer  in.  
 Terwijl  de  timmerlieden  deeze  gebreken  verhielpen, 
   vulden  wij  alle  onze  ledige  water-vaten  aan  
 een  beekjen,  dat  digt bij  het  fchip  was.  De  wind  
 was nu maatig,  maar  het weder was  dik en  mistig  
 met  regen. 
 De  inboorlingen  ,  die  ons  den  voorigen  dag,  
 toen  het  flegt  weder  begon  ,  verlaaten  hadden,  
 kwamen  ons  deezen  morgen  weder  een  bezoek  
 geeven.  Die  eerst  kwamen  waren  in  kleine  kanos, 
   andere  kwamen  daarna  in  groote  floepen,  in  
 eene  van  welke  twintig  vrouwen  en een man waren, 
   behalven  de  kinderen. 
 In den avond van  den  zestienden  klaarde  het weder  
 op,  wanneer wij  ons  aan  alle  zijden.door  land  
 omringd vonden.  Onze  legplaats was  aan  de  oostzijde  
 van  het  kanaal,  op  eene  plaats,  die op  de  
 kaart  onderfcheiden  is  met den  naam  van Disten-  
 Hoek - Baai  (JSnug  Corner Bayj).  En  het  is  ook  
 eene  zeer  wel  gedekte  plaats.  Ik  gong  met  
 enige  Officieren  den  bodem  van  dezelve  bezig-  
 tigen,  en  wij  bevonden  dat  zij  voor  alle  winden  
 beveiligd  was,  met eene diepte  van  zeven  tot drie  
 vademen  over eenen  modderachdgen  grond.  Het  
 land  is  digt  aan  wal  laag,  gedeeltelijk  kaal,  gedeeltelijk  
 met  hout  bezet.  De  kaale  grond  was  
 twee  of drie  voeten  dik  metfneeuw  bedekt, maar  
 in  de  bosfchen  lag  weinig.  Tot  de  toppen  toe  
 van  de nabuurige  bergen  waren  met hout bedekt; 
 maar