15° [M e i j R E I Z E n a a r d e n
gemeenlijk verfierd met kwasten of franjens van
dunne riemen, uit dezelfde vellen gefneden; aan
enige is eene foort van kap of kraag, en aan fom-
mige eene muts; maar de eerfte is de gemeende
gedaante, en fchijnt hunne geheele kledij bij goed
weder te zijn. Als het regent, doen zij over
deeze nog een ander wambuis aan, fc.hrander gemaakt
van darmen van walvisfchen of andere
groote dieren, zoo kondig toebereid, dat het bijna
naar ons goud- vlies gelijkt. Het is aan den
hals digc toe, de mouwen reiken tot aan de handen,
waar om zij worden vastgebonden meteen
touw , en de randen worden , als zij in hunne
kanos zijn, over den rand van het gat, waarin
zij zitten, getrokken, zoo dat ’er geen water in
kan koomen, terwijl het hen van boven geheel
droog houdt ; want daar kan geen water door
dringen., zoo min als door eene blaas. Het moet
aanhoudend vogtig of nat gehouden worden, anders
fcheurt of breekt het. D it, zoo wel als het
gemeen wambuis, van vellen gemaakt, heeft veel
gelijkenis met de kleeding der Groenlanders, gelijk
die door c r a n t z befchreven is (*).
Zij
(*) C r a n t z kist, van Groenland I Deel. De Leezer
zal bij c r a n t z veele treffende voorbeelden vinden, waarin
de Grpenlanders en Amerikaanen van Prins IVillems Kanaal
elkanderen gelijken , behalven die , van welke in dit
boofdftuk door Kapitein c o o k melding gemaakt wordt.
iDe kleding van het volk van Prins JVillcms Kanaal; gelijk
dis
Zij bedekken over het algemeen hunne beenett
o f voeten niet; maar enige weinige hebben eene
foort van kousfen van vellen, die tot halver weg
de dije reiken, en weinige of geene z ijn zonder
wanten voor de handen, van de vellen van beeren-
pooten gemaakt. Die, welke iets op hunne hoofden
droegen, geleeken in dit opzigt, naar onze
Nootkafche vrienden, en hadden hooge geknotte
kegelvormige mu.fen-op, van flro gemaakt, en
fomtijds van hout, naar den kop van eene robbe
gelijkende, en wel befchilderd.
De mannen draagen het bair gewoonlij^om
den hals en op het voorhoofd kort afgefnedeo;
maar de vrouwen laaien het lang groeijen, en de
meeste binden eene kleine lok op de kruin, ot
enige weinige binden het van agteren bijeen op
onze wijze. Beiden de fexen hebben de ooren
met verfcheiden gaten doorboord, omtrent het
buitenfte en onderile gedeelte van den rand, waarin
zij kleine bosjens glazen koraalen hangen, van
dezelfde pijpachtige fchulpachtige ««Handigheid
gemaakt, welke die van Nootka daartoe bezigen.
Het middenfchot van den neus is ook doorboord,
door
die door Kapitein g o o k befchreven wordt , koomt ook
overeen met die van de bewooners van de Schumagms
Eilanden, inhetjaar f a t door b e e r i n o ontdekt. M u l l
e r s woorden zijn: Leur habillement étoit de boyaux de
baleine pour le haut du corps & de peaux de ekens marms
pour Ie bas. Découvertes des Rusfes p. 274.