
 
		14  Ij4 $?U  *??&•]  R E I Z E   NAAR  DEM 
 In  den  agtertniddag  van  den  volgenden  dag  
 gong  ik  met  enig  Volk  in  de  bosfchen  en  liet  
 epnen boom  vellen  voor eene  bezaans-mast.  Den  
 volgenden  dag  wierd  hij  naar  de  plaats  gebragt  
 daar  de  timmerlieden  aan  de fokke-mast werkten.  
 In  den  avond  liep  de wind,  die  enigen  tijd Westlijk  
 geweest  was,  naar  het  Z.  O .,  en  groeide  toe  
 eene  zeer  fterke  koelte  aan,  met  regen,  die  tot  
 d,en  volgenden  morgen  ten  agt  uuren  aanhield,  
 yyanneer  hij  gong  leggen  en  wederom  naar  het  
 Westen  omliep. 
 De  fokkeipast  nu  klaar  zijnde,  haalden  wij  
 dezelve  aan  het  fehip;  maar  het  liegt  weder be-  
 lette de  ons  die  optezetten  voor  in  den  agter-  
 middag,  wanneer  wij  dezelve  met  de  grootftè  
 haast  begonnen  toe  te  tuigen  ,  terwijl  de  timmerlieden  
 aan  wal met  hun werk  aan  de  bezaansmast  
 voortgongen.  Den  zestienden  waren  zij  ’er  
 zeer  verre  aan  gevorderd,  wanneer  zij  ontdekten  
 dat  het  ft uk  hout,  waaraan  zij  werkten  ,  ge-  
 jberften  of  geknakt  was,  hetgeen  naar  gedagten  
 pioest  veroorzaakt  zijn  dppr  enig  toéval  in  het  
 pederhpuwen  van  den  boom.  Al  hun  arbeid  
 Was  dan  vergeefsch,  en  wij  moesten  eenen  anderen  
 boom  uit  de  bosfchen  haaien  ,  dat  al  het  
 volk  meer  dan  eenen  halven  dag  bezig  hield.  
 Geduurende  al  dit  werk  ,  ftonden  verfcheiden  
 yan  de  inboorlingen,  die  bij  de  fchepen  waren,  
 met  eene  veel  uitdrukjiende  ftille  verwondering 
 ’er