
 
		Van  de Controlleurs - Baai  tot  deeze punt,  die  
 ik  Kaap  Hinchingbroke  noem  ,  is  de  ftrekking  
 van  de  kust  ten  naastenbij  O.  en W.  Verder op  
 fcheen  zij  naar het Zuiden  te  ftrekken,  eene ftrekking  
 zoo  ftrijdig  met  de  nieuwere  kaarten,  naar  
 de  onlangs  gedaane  Rusfifche  ontdekkingen  ver-  
 vaerdigd,  dat  wij  reden  hadden  te  verwagten  dat  
 wij door  het kanaal,  dat voor ons  lag,  eenen  doorgang  
 naar  het Noorden zouden  vinden,  en  dat  het  
 land  in  het W.  en  Z. W.  niet  anders was  dan  eene  
 groep  eilanden.  Voeg  hier  bij  dat  de  wind  nu  
 Z.  O.  was,  dat  wij  met  mist  en  ftorm  bedreigd  
 wierden,  en  dat  ik  naar  eene  plaats  moest  omzien  
 om  het  lek  te  ftoppen,  eer  wij  weder fterken  
 wind  kreegen.  Deeze  redenen  noopten  mij  naar  
 het  kanaal  te  ftuuren  ,  dat  wij  niet  zoo  dra  bereikt  
 hadden  of  het  weder  wieid  zoo mistig,  dat  
 wij  geene  Engelfche  mijl  vooruit  konden  zien,  
 zoo  dat  het  nodig  wierd  de  fchepen  op  de eene  
 of  andere  plaats  in  veiligheid  te  brengen  tot  de  
 lucht zoude opgeklaard  zijn.  Met  dit inzigt  loefde  
 ik  digt  onder  Kaap  Hinchingbroke  en  ankerde  
 voor  eene  kleine  b og t,  een  weinig  binnen  de  
 Kaap,  op  agt  vademen  water,  in eenen kleiachti-  
 gen  grond,  en  omtrent  een  vierde  van eene Engelfche  
 mijl  van  land. 
 De  floepen  wierden  nu  uitgezet,  deeze  om  te  
 peilen  en  geene  om  te  visfchen.  De  zegen  wierd  
 in  de  bogt  getrokken,  maar  zonder  vrugt;  want 
 XI.  D eel.  I  hij