
 
		te  zien  kwamen;  want  fchoon ’er geen  fchijn van  
 bebouwing  bij  hen  te  vinden  is,  is  ’er egter veel  
 vlier,  kruisbezieën,  aalbezieën  en  ftruiken,  welker  
 vragten  zij  in  haaren  natuurlijken  ftaat  kunnen  
 eeten  ,  gelijk  wij  hen  de  bladeren  van  de  
 laatfte  zagen  nuttigen,  en  van de lelieën, zoo als  
 zij  van  de  plant  geplukt  waren.  Ik  moet  egter  
 aanmerken  dat  zij  niets  fcheenen  te  eeten  dat  
 fcherp  ,  maar  alleen  dat  zagt  van  fmaak  was;  
 want  zij  wilden  geen  look  of  knoflook  eeten,  
 fchoon  zij  ’er  zeer  veel  van  te  koop  bragten,  
 toen  zij  befpeurden  dat  wij  ’er  graag  naar waren.  
 Zij  fcheenen  geen’  fmaak  in  onze  fpijzen  te hebben  
 ,  e n ,  als  men  hun  geestrijke  dranken  aanbood, 
   weigerden  zij  die  als  iets  onnatuurlijks  en  
 ©nfmaaklijks  voor  den  mond. 
 Schoon  zij  fomtijds  kleine  zee-dieren  in  hunnen  
 verfchen  ftaat  raauw  eeten,  zijn  zij egter gewoon  
 hun  voedzel  te  braaden  of te  bakken,  want  
 zij  zijn  geheel  onkundig  van  onze  wijze van  koo-  
 ken  f  tenzij  wij  hunne  wijze  van  hunne  bruin-  
 visch-fop  klaar  te  maaken  daarvoor  willen houden; 
   ook  zijn hunne vaten,  die  alle  van  hout  zijn,  
 daar  toe  geheel  onbekwaam. 
 Hunne  wijze  van  eeten  koomt wel overeen met  
 de  morsfigbeid  van  hunne  huizen  en  perfoonen,  
 want  de  bakken  en  fchotels,  waarin  zij  hun  
 voedzel  doen,  fchijnen  nooit  gewasfchen  te  zijn,  
 zedert  zij  gemaakt  zijn,  en  het morsfig  overfchot 
 van 
 van  een  voorig  maal  wordt  flechts  door  een  volgend  
 weggevaagd.  Zij  fcheuren  ook  al wat  vast  
 of  taai  is  met  hunne  tanden  aan  ftukken;  want  
 fchoon  zij  van  hunne mesfen gebruik maaken om  
 groote  ftukken  te  fnijden,  hebben  zij  ’er  egter  
 nog  niet  aan  gedagt  om  deeze  op  dezelfde wijze  
 tot  kleiner  ftukjens  o f mond-vollen  te verdeden,  
 fchoon  het  baarblijklijk  gemaklijker  en  zinde-  
 lijker  is»  Maar  zij  fchijnen  geen  denkbeeld  van  
 zindelijkheid  te  hebben;  want  zij  eeten  de wortelen  
 ,  die  zij  uit  den  grond  graaven  ,  zonder  ’er  
 eens  de  aarde,  die  ’er  aan  kleeft,  af  te  doen. 
 Wij  zijn  onzeeker  o f  zij  gezette  tijden  voor  
 hunne  maaltijden  hebben,  want  wij  zagen  hen  
 op  alle  uuren  van  den  dag in hunne  kanos eeten;  
 naardien  ik  egter,  toen  wij  het  dorp  bezogten,  
 omtrent  den  middag,  verfcheiden  fchotels  van  
 het  bruin-visch-fop  zag  klaar maaken,  zou  ik  
 denken  dat  zij  op  dien  tijd  een  voornaam  maal  
 houden. 
 Hunne  wapenen  zijn  boogen  en  pijlen,  flin-  
 gers,  fpeeren,  korte  knodfen  van been,  omtrent  
 als  de  patoo  patoo  van Nieuw - Zeeland,  en eene  
 kleine  ftrïjd-bijl,  niet  ongelijk  aan  den  gemeeneri  
 Amerikaanfchen  tomahawk  of  kop-kloover  (* ) . 
 De 
 Zie  eene  befchrijving  en  afbeelding  van  den  tomahawk  
 der  Noord-Amerikaanen  in  c a r  v e r s   Reize.  Ned.  
 vert.  II  Deel  bladz.  38.  PI. VI. 
 VERTA.AX.BR. 
 F   s