
 
		nen  als  fpitfe  torens  opgroeijen  ;  maar  als  men  
 nader  koomt,  zijn  zij  gemaklijk  te  onderfcheiden  
 aan  hunne  kleur,  alzoo  de  cijpres  van  een  veel  
 bleeker  groen  of  tint  is  dan  de  ander.  De  hoornen  
 groeijen  ,  over  het  algemeen  ,  met  groote  
 kracht,  en  zijn  alle  van  eene  groote  hoogte. 
 Daar  is maar weinig verfcheidenheid  van  andere  
 gewasfen,  fchoon  ’er  ongetwijfeld  veele  waren,  
 die  'in  dit  vroege  jaargetijde  ,  waarin  wij  deeze  
 plaats  bezogten  ,  nog  niet  waren  opgefchoten,  
 en  nog  veele  andere  buiten  den  engen  kring  onzer  
 nafpeuringen  voor  ons  onbekend  kunnen  zijn  
 gebleven.  Onder de  rotfen  en  aan  den  zoom  der  
 bosfchen  vonden  wij  aardbezie - planten,  enige  
 framboozen,  aalbezieën  en  kruisbezieën-ftruiken,  
 alle  in  eenen  zeer  bloeienden  ftaat, met enige weinige  
 kleine  zwarte  elzen.  Daar is  ook eene  foort  
 van  varkens - distel,  kleefkruid,  enig  kraaien-  
 voet  ( * ) ,  dat  eene  zeer  fraaie  karmozijn-roode  
 kleur  heeft,  en  twee  foorten  van  dnthericum> 
 eene 
 (* )   Cjroufs foot.  Ik  heb  den  naam  van  deeze  plant  niet  
 anders  dan  letterlijk  durven  vertaalen,  in  de  onzeekerheid,  
 waarin  ik  ben,  welke  ’er  door worde  bedoeld;  want  deeze  
 naam wordt  zoo  wel  gegeeven  aan  de Ranunculus  acris,  de  
 Veld-Haanevoet,  o f  Boterbloem  ,  als  aan  de  Cochlearia  
 coronopus.  Doft.  f o r s t e r   verftaat  ’er  de  eerstgenoemde  
 plant  door,  want  hij  vertaald  het  door  Ranunkelen;  doch  
 deeze  plant heeft  geele  bloemen. 
 VERTAALER, 
 eene  met eene  groote  oranje  bloem,  en  de  andere  
 met  eene  blaauwe.  Wij vonden  aldaar  ook  enige  
 wilde  roozen-llruiken,  die  begonnen  uit  te  botten  
 ,  eene  groote  menigte  jonge  look  met  driehoekige  
 bladeren,  eene  kleine  foort van gras,  en  
 enige  water-kers,  die  aan  de  boorden  der  beek-  
 jens  groeide  ,  behalven  nog  grooten  overvloed  
 van  Andromeda.  Binnen  in  de  bosfchen  liaan,  
 behalven,twee  foorten  van  kreupelhout,  dat  ons  
 onbekend  was,  mosfen  en  varen,  van  de  eerlle  
 zeven  o f  agt  verfchillende  foorten  en  van  de  
 laatlle  niet  meer  dan  drie  o f   vier,  en  beiden  de  
 foorten  zijn  meest  van  die  welke  Europa  en  
 Amerika  gemeen  is. 
 Gelijk  het  jaargetijde  ongunflig  voor  ons  was  
 .om  veel  kennis  te  krijgen  van  de  boomen  en  
 planten,  welke  dit  land  voortbrengt,  was  onze  
 toelland,  terwijl  wij  aldaar lagen,  ook  zoodanig  
 dat  wij  niet  in  Haat  waren  veel  omtrent  deszelfs  
 dieren  te  weeten  te  koomen.  Want  gelijk  het  
 gebrek  aan water  ons eerst  noodzaakte  het Kanaal  
 inteloopen,  beletteden  de  onvoorziene omftandig-  
 heden,  die  naderhand  opkwamen,  fchoon  zij ons  
 verblijf aldaar  verlengden,  ons  geheel  en  al  ons  
 daarmede  bezig  te  houden.  Het  dringende  van  
 de  zaak  eischte  dat  ieder  aanhoudend  bezig  was  
 met  het  noodzaaklijk  werk  van  de  fchepen,  dat  
 de  hoofdzaak  was,  alzoo  het  jaargetijde  zeer  llerk  
 C  2 vor