
 
		verlieten  zij  ons  al le,  uitgezonderd  zes  of  agf  
 van  hun  gezelfchap,  die  verkoozen  aan  hoord  te  
 blijven.-  Kort  daarop  kwam  ’er  eene  dubbele  
 geilende  kano  om  op  hen  te  wagten  ,  die  wij  
 den  geheelen  nacht  agter  aan  fleepten.  In  den  
 avond  ontdekten  wij  een  ander  eiland  te  loef-  
 waart,  dat  de  inboorlingen  Owhyhee  noemen.  
 De  naam  van  dat,  bij  hetwelk  wij  nu  enige  
 dagen  geweest  waren,  zeide  men  ons  Mowee  
 te  zijn. 
 Den  eerflen  December,  ten  agt  uuren  in  den  
 morgen,  ftrekte  Owhyhee  van  Z.  220  O.  tot  Z .  
 12°  W.  en  Mowee  van  N.  41°  tot  N.  83°  W*  
 Bevindende  dat  wij  Owhyhee  konden  bezeilen,  
 hield  ik  ’er  naar  toe,  en  onze  bezoekers  van  
 Mowee,  die niet  verkoozen  ons  te  verzeilen,  flapten  
 in  hunne  kano  en  voeren  naar  land.  Des  
 avonds  ten  ze.^en  uuren  waren  wij  digt  voor  de  
 Noord-zijde  van  Owhyhee,  daar  wij  den  nacht'  
 doorbragten  met  af  en  aan  te  zeilen. 
 In  den  morgen  van  den  tweeden  waren  wij  
 verwonderd  de  toppen  der  bergen  van  Owhyhee  
 met  fneeuw  bedekt  te  zien.  Zij  fcheenen  egter  
 van  geene  buitengemeene  hoogte  te  zijn,  en  eg"  
 ter  fcheen  de  fneeuw  op  fommige  plaatlen  tot  
 eene  aanmerklijke  diepte  te  liggen,  en  ’er enigen  
 tijd  gelegen  te  hebben.  Toen  wij  digt  aan  het  
 land  naderden,  kwamen  ’er  enige  van  de  inboorlingen  
 naar  ons‘ toe.  In  her  eerst  waren  zij wat 
 (chpuw| 
 fchuuw;  maar  weldra  lokten  wij  enige  van  hun  
 aan  boord,  en  overreedden  hen  ten  laatfte  naar  
 het  eiland  terug  te  keeren  en  mede  te  brengen  
 hetgeen  wij  behoefden.  Kórt  na  dat  deeze  het  
 land  bereikten,  hadden  wij  gezelfchap  genoeg,  
 e n ,  alzoo  weinige  met  ledige  handen  kwamen,  
 kreegen  wij  eenen  tamelijken  toevoer  van  kleine  
 biggen,  vrugten  en  wortelen.  Wij  bleeven met  
 hun  handel  drijven  tot  des  avonds  ten  zes  uuren,  
 wanneer  wij  zeil  maakten  en  af  hielden  ,  met  
 voorneemen  om  het  eiland  om  te  laveeren. 
 In  den  avond  van  den  vierden  namen  wij eene  
 maan-verduistering  waar.  De  Heer king  maakte  
 gebruik  van  eenen  nacht-teleskoop,  waarin  eene  
 cirkelronde  opening  aan  het  eind  naar  het  voorwerp  
 geplaatst  was,  dat  omtrent  een  derde  van  
 de  grootte  van  de  gewoone  opening  was.  Ik  
 nam  waar  met  den  teleskoop  van een  van rams-  
 dens  fextanten,  dat,  meen  ik ,  zoo  goed  voldoet  
 als  enig  ander.  De  volgende  tijden  zijn  de  
 gemiddelde  van  onzer  beider  waarneemingen: 
 Het  begin  van  de  eclips  ten  6" 
 3  25"  geeft  voor  de  Lengte  .  204°  40'  43'*  
 Het  eind  van  de  eclips  ten  811 
 27'  25'  geeft  voor  de  Lengte  204  25  15 
 Gemiddeld  .  .  .  204  35  o 
 P e   halve  fchaduw was  ten  minflen  tien  minuuteti  
 B b  5  voor