
 
		branding  brak.  Ziende  dat  wij  het  eiland  niet  
 konden  te  boven  zeilen,  lieten  wij  het  afvallen  
 en  ftevenden  langs de  kust  naar bet Westen.  Het  
 duurde  niet  lang  o f  wij  zagen  op  verfcheiden  
 plaatfen  van  de  kust  volk  ,  en  enige  huizen  en  
 plantagiën.  Het  land  Fcheen  wel  bewaterd,  en  
 met  hout  bezet  te  zijn  ;  en  wij  zagen  op  verfcheiden  
 plaatfen  beeken,  die  in  de  zee  af-  
 ftorteden. 
 Alzoo  het  van  het  uiterst  gewigt  was  dat  wij  
 opdeezeeilandeneenen  voorraadvat!  proviand  op-  
 deeden,  en  de  ondervinding  mij  geleerd  had  dat  
 *er  geene  kans  was  om  hierin  wel  te  flaagen,  als  
 ik  een  vrijen  koophandel  met  de  inboorlingen  
 toeliet,  dat  i s ,  zoo  het  aan  ieders  willekeur  
 wierde  overgelaaten  om  te  koopen  wat hem  goed  
 dagt,  en  hoe  hij  goed  vond,  deed  ik  een  bevel  
 uitgaan,  waarbij  het  aan  eenen  ieder  wierd  verboden  
 koophandel  te  drijven  ,  behalven  degee-  
 nen,  die  daartoe  door  mij  en  Kapitein  c l e r k e   
 zouden  worden  aangefteld,’  en  zelfs  die  kreegen  
 last  enkel  proviand  en  ververfchingen  in  te koopen. 
   Daar  wierd  ook  verboden  vrouwen  in  de  
 fchepen  toe  te  laaten,  dan  onder  zekere  bepaa-  
 lingen;  doch  ik  bevond  weldra  dat  het  kwaad,  
 hetwelk  ik  daardoor  meende  voor  te  koomen,  
 reeds  bij  hen  was  ingeflopen. 
 Op  den  middag  ilrekte  de  kust  van  Z.  810 Ö  
 tot  N.  56°  W .;  in  het  Z,  42«  W.  lag  een  laag