en tusfchen zeven en agt uuren in den morgen
van den agtften waren wij binnen vier Engelfche
mijlen van dezelve, en niet meer dan eene halve
mijl van enige blinde klippen , die W. Z. W.
lagen. Hier wendden wij in vijf en dertig vademen
water, liggende het eiland van St. Hermo-
genes N. 20° O. en het zuidlijkfte land in het ge-
zigt ten Zuiden.
Naar deeze kust overfteekende, voeren wij
dwarsch voorbij den mond van de Pinkjler-B aal,
en zagen overal in de rondte van dezelve land,
zoo dat het land overal aan malkander vast is, of
de punten de eene de andere bedekken. Ik ben
meer geneigd te denken dat het eerfte waar z ij,
en dat het land in het Oosten van de baai een
gedeelte van het vaste land is. In het Westen
van de baai liggen enige kleine eilandjens, De
zee-kust in het Zuiden van dezelve is vrij laag,
met uitfteekende rotsachtige punten, tusfchen
welke kleine baaien of inloopende kanaalen zijn.
Daar was geen hout en weinig fneeuw op de
kust, maar de bergen, die op enigen afttend bin-
nens lands liggen, waren geheel met fneeuw bedekt.
Wij hielden van de kust a f , tot op den
middag, toen wendden wij en hielden op het
land aan. Onze breedte was op deezen tijd 570
5 2 i'", Kaap St. Hermogenes lag N. 30° W. agc
mijlen van ons , en het Zuidlijkst gedeelte van
de kust in het gezigt, hetzelfde dat wij te vooren
ren gezien hadden lag tien mijlen Z. W. van
ons. Het land vormt hier eene punt, die Kaap^
Greville genaamd wierd. Zij ligt op 57 33
Breedte en op 207° 1 5 'Lengte en vijfden mijlen
van Kaap St. Hermogenes, in de ftreek van 6 .
17 ° W.
De drie volgende dagen hadden wij bijna aanhoudend
mistig weder met ftof- regen , zoo dat
wij zelden de kust zien konden. De wind was
Z. O. ten Z. en Z. Z. O ., een labber ko^ltjen,
en de lucht ruuw en koud. Met deezen wind en
dit weder bleeven wij de kust langs la veeren, gangen
maakende van zes of agt mijlen.^ De diepte
van het water was van dertig tot vijf en vijftig
vademen over eenen groven grond van zwart
zand.
De mist in den avond van den twaalfden, met
het omloopen van den wind naar het Z. W .,
opklaarende, hadden wij het gezigt van het land
in het Westen, twaalf mijlen van ons, Wij hielden
’er den volgenden morgen vroeg op aan.
Op den middag waren wij ’er niet meer dan drie
Engelfche mijlen van daan ; eene hooge punt,
die den naam van Kaap Barnabas kreeg , op
57° 13' Breedte liggende , -lag N. N. 0 . 5 O .,
tien mijlen van ons, en de kust ftrekte van N.
420 O. tot W. Z. W. Het noord-oostlijk eind
was met eenen nevel omhuld, maar de punt in
het Z. W ., welker hooge top in twee ronde bergen