
 
		vel  voerenden  Officier  te  Petropaulowska.  De  
 Heer  i smy lo f f   fcheen  bekwaairftieden  te  bezitten  
 ,  die  hem  aanfpraak  zouden  kunnen  geeven  
 op  eenen  hoogeren  levensftand  dan  die,  waarin  
 wij  hem  vonden.  Hij  was  vrij  wel  bedreven  'in  
 de  fterrekunde  en  in  de  nuttigile  vakken  der  
 wiskundige  weetenfchappen.  Ik  gaf  hem  een  
 o&ant  van  hadl ey   ten  gefchenk,  en,  fchoon  
 hij  waarfchijnlijk  nooit  voorheen  zulk  een  werktuig  
 gezien  had,  leerde  hij  in  zeer  korten  tijd  
 de  meeste  gebruiken  ,  waartoe  het  kan  worden  
 aangewend. 
 In den  morgen  van  den  twee  en  twintigften  dee-  
 den  wij  eene  poging  om  in  zee . te  loopen,  met  
 eenen  Zuid -  Oosten  wind  ,  die  mislukte.  Den  
 volgenden  agtermiddag  ontvongen  wij  een  bezoek  
 van  eenen  j acob  i v a n o v i t s ch  sopos-  
 n ic  o f f ,  eenen  R u s ,  die  op  eene  floep  of  
 een  klein  vaartuig  te  Oomanak  het  bevel  voerde. 
   Deeze  man  had  veel  zedigheid,  en  wilde  
 geenen  fterken  drank  drinken  ,  op  welken  de  
 overige  zijner  landslieden,  die  wij  hier  ontmoet  
 hadden  ,  onmaatig  verzot  waren.  Hij  fcheen  
 raauwkeuriger  te  weeten  welken  voorraad  ’er  in  
 de  haven  van  Petropaulowska  te  krijgen  ware  ,  
 en  den  prijs  van  de  verfchillende  dingen  dan  de  
 Heer  i smyloff .  Doch  volgens  al  hetgeen  
 wij  vernamen,  was  alles  wat  wij  op  die  plaats  
 nodig zouden  hebben  zeer  fchaarsch  en  zeer duur. 
 Bloem t 
 Èloem-meel  bij  voorbeeld,  koste  van  drie  tot  
 vijf  roebels  de pood (*")  en  een  rendier  even  zoo  
 veel.  Deeze man  zeide  ons  dat hij  in  de  toekoo-  
 mende  maand Mey  te  Petropaulowska  zoude  zijn  
 en,  naar  ik  verftond,  zou  hij  mijnen  brief  rae-  
 deneemen.  Hij  fcheen  zeer  begeerig  te  zijn  om  
 enig  teken  van  mij  te  hebben  dat  bij  den  Major  
 behm  brengen  konde,  en,  om  hem  hier  in  
 te  voldoen  ,  zond  ik  hem  eenen  kleinen  verrekijker. 
 Toen  wij  met  deeze  Rusfen  bekend  geworden  
 waren  ,  bezogten  enige  van  onze  Heeren  ,  op»  
 onderfcheiden  tijden,  hunne  wooningen  op  het  
 eiland  ,  daar  zij  altoos  hartlijk  verwellekoomd  
 wierden»  Deeze  post  beflond  uit  een  woonhuis  
 en  twee pakhuizen.  En  behalven de Rusfen,  
 waren  ’er  ook  enige  Kamfchacdalen,  en  inboorlingen, 
   die  dienstboden  o f  flaaven  van  de  eerfté  
 waren.  Daar  woonden  öp  dezelfde  plaats  enige  
 andere  der  inboorlingen,  die  onafhanglijk  van  de  
 Rusfen  fcheenen.  Die  den  Rusfen  toebehoorden  
 waren  alle  van  het  manlijk gedacht,  en  zij  wormen, 
   als  zij  nog jong  zijn,  van  hunne  ouders ge-  
 noomen,  o f  misfchien  gekogr.  Daar  waren  ’er  
 thans omtrent  twintig*  die niet anders  kónden  be-  
 fchouwd  worden  dan  als  kinderen.  Zij  wooneö  
 alle  in  hetzelfde huisj  de  Rusfen  aan  het boveneind,' 
 (. * )   36  Engelfche  o f 40  Rusfifche  ponden.-  
 Z  a