Ik vond onder de boomen enige aalbezieën en
haagdoorn - ftruiken, een klein geel vioolcjen, en
de bladeren van enige andere planten , die nog
niet in bloei waren, eene in hec bijzonder, welke
de Heer a n d e r s o n voor de heracleum van l i n n
e u s aanzag, het zoete kruid, welk s t e l l e r ,
die BEERiNG verzelde, meende dat de Ameri-
kaanen alhier tot voedzel bereiden op dezelfde
wijze als de inboorlingen van Kamfchatka (* ).
Wij zagen in de bosfchen een’ kraai vliegen,
twee of drie van de arenden met witte koppen,
van welke in de befchrijving van Nootka gewag
is gemaakt, en eene andere foort, al zoo groot,
die ook van dezelfde kleur fcheen, of zwarter,
en Hechts eene witte borst had. Deeze foort is
in de Verzameling van l e v e r , en is door den
Heer l a t h a m befchreven in zijnefynopfis o f
Birds vol. I. pag. 33. N. 72. onder den naam van
den witbuikigen arend ( f ) . In onze overvaart van
het fchip naar land zagen wij veele vogelen op
het water zitten, of in troepen o f bij paaren vliegen,
van welke de voornaamfle enige quebranta-
huesfos waren, duikers, eenden ofgrooteonweêrs-
vogelen, meeuwen en water- raaven. De duikers
waren van tweeërleie foorten, de eene zeer groot,
zwart
C ) Zie MULLER p. 256.
Cf) Falco leucogaster l i nn . N. 43.
Zwart van kleur, met eenen witte borst en buik,
de ander kleiner en met een langer en puntiger
fnavel, die 'de gemeene pappegaai - duiker of zee-
hen fcheen te zijn. De eenden waren ook van
tweeërleie foorten, de eene bruinachtig met eenen
zwarten of donker bruinen kop en hals, misfchien
de fteen-eend door s t e l l e r befchreven. De
andere vliegen in grooter troepen, maar zijn kleiner
en van eene vuil zwarte kleur. De meeuwen
waren van de gemeene foort, en van die welke
bij troepen vliegen. De water - raaven waren
groot en zwart van kleur, met eene witte vlek
agter de vleugelen als zij vloogen; maar het was
waarfchijnlijk Hechts de groote water-raaf. Men
zag ook eenen enkelen vogel vliegen, naar allen
fchijn van het meeuwen geflacht, fneeuw-wit
van kleur met zwart langs een gedeelte van de
boven-zijde van de vleugelen. Alle deeze waar-
neemingen ben ik aan den Heer anderson ver-
fchuldigd.. Op de plaats daar wij landden kwam
een vos op den rand van het bosch en zag ons
met weinig fchrik aan, op zijn gemak voort wandelende,
zonder enigen fchijn van vrees. Hjj was
van eene roodachtigegeele kleur, gelijk fommige
van de vellen, die wij te Nootka gekogt hadden,
maar niet groot. Wij zagen ook twee o f drie
kleine zee -honden bij het ftrand, maar geene andere
viervoetige dieren of vogelen, noch geene
de