het met eene fnelheid van zeven Engelfche mij-
len in een uur voortliep.
Hun visch- en jagt- tuig lag gereed op de kanos,
onder ftrooken leder, die ’er tot dat einde
op vast gemaakt waren. Het is in groote volmaaktheid
vervaerdigd van hout en been, en vef-
fchilt zeer weinig.van die, welke door de Groen-
landers gemaakt z ijn , gelijk die bij c r a n t ï
befchreven zijn. Het eenigst verfchil is in de
punt van den harpoen , die aan fommige , die
wij hier zagen, niet boven een duim lang is,
daar c r a n t z zegt dat die van.de Groenlanders
anderhalyen voet lengte hebben. Deeze harpoenen
, gelijk ook enige andere van hunne werktuigen,
zijn zoo merkwaerdig, dat zij wel eene
bijzondere befchrijving verdienen ; dan, alzoo
wij ’er veele met de fchepen medegebragt hebben,
kan dit altoos, gefchieden, als men het nodig
acht. Dit volk is zeer bedreven in het harpoenen
van visch, zoo in . de zee als in rivieren.
Zij gebruiken ook hoeken en lijnen , netten en
fuiken. De hoeken zijn van been, en de lijnen
van zenuwen gemaakt.
De visfchen, die in andere Noordlijke Zeeën
gemeen zijn, worden hier ook gevonden, gelijk
als walvisfchen , Noord - kapers , bruinvisfchen,
de zwaardvisch , heilbot, kabeljaauw , zalm ,
forellen, tongen en andere plat-visfchen, en verfchei*
Icheiden andere foorten van kleine visfchen, en
daar kunnen nog veele andere geweest zijn , welke
wij geene gelegenheid hadden te ziem Heilbot
en zalm fchijnen ’er overvloedigst te zijn , en
de inwooners van deeze eilanden leeven ’er hoofdzaaklijk
van; deeze waren ten minden de eenigfte
foorten van visch , die wij zagen dat zij voor
winter-voorraad óplegden 3 uitgezonderd enme
kabeljaauw. Ten Noorden van 60° is de zee,
om zoo te Ipreeken, zonder kleine visch, maar
dan zijn ’er zoo veel te meer walvisfchen.
Robben en andere zee-dieren van dat gedacht
zijn ’er niet zoo talrijk als in veele andere
zeeën , en dit is niet te'verwonderen , naardien
er naauwbjks een gedeelte van de kust i s , op
beiden de vaste landen en óp de eilanden, tus-
fchen dezelve liggende , dat niet bewoond is,
en welks inwooneren niet op deeze dieren jaageti
voor hun voedzel en hunne kleeding. Walrusfen
zijn e r , wel is waar, in verbaazende troepen
bij het ijs, en de zee-otter wordt, geloof ik ,
nergens gevonden dan in deeze zee; Wjj zagen
fomtijds een dier met een’ kop als een robbe,
dat blies als een walvisch. Het was grooter dan
een robbe en deszelfs kleur was wit mee enige
donkere vlekken. Waarfehijnlijk was dit de zee*
-koe of manati.
Ik meen te kunnen verzeekeren dat de zee- en
water-vogelen ’er noch in zulk groot aantal,
X I .'D e e l . A a noch