
 
		ken  van  'den  dag,  was  de  lucht  weder  met  zwaare  
 wolken  bekaden,  en  het  nieuw  jaar  zettede  zig  
 in  met  zeer  zwaaren  regen  ,  die  met  tusfchen-  
 poozen  bleef  aanhouden  tot  na  tien  uuren.  De  
 wind  was  Zuidlijk  ,  een  ligt  koeltjen  met  enige  
 kalmten.  Toen  de  regen  ophield,  helderde  de  
 lucht  op  en  wakkerde  de  wind  aan.  Op  dee-  
 zen  tijd  omtrent  vijf  Engeifche  mijlen  van  land  
 zijnde,  kwamen  ’er  verfcheiden  kanos  met vrug-  
 ten  en  wortelen,  en  eindelijk  wierden  ’er  enige  
 varkens  aangebragt.  Wij  legden  bij  en  bleeven  
 met  hun  handelen  tot  drie  uuren  na  den middag,  
 Wanneer  w ij,  eenen  tamelijken  toevoer  gekregen  
 hebbende,  zeil  maakten  ,  met  inzigt  om  
 Noord-Westwaarts  of  naar  lij  van  het  eiland  te  
 zeilen,  om  naar  de  Ontdekking  te  zoeken.  Met  
 was  egter,  vermits  de  wind Zuidlijk was,  nodig  
 eerst  Oostwaarts  te  ftevenen  tot  middernacht,  
 wanneer  de  wind  voordeeliger wierd,  en wij  het  
 over  den  anderen  boeg  wendden.  Wind  en weder  
 was  zedert  enige  dagen  zeer  ongeftadig  geweest  
 en  daar  was  een  groot  deel  regen  gevallen,  
 .  De  drie  volgende  dagen  wierden  belleed  met  
 langs  de  zuid-oost-zijde  van  het  eiland  te fteve-  
 nen;  want,  geduurende  de  nachten,  hielden  wij  
 af  en  aan  ,  en  wij  belleedden  een  gedeelte  van  
 eiken  dag  met  bij  te  leggen  ,  om  den  inboorlingen  
 gelegenheid  te  geeven  om  met  ons handel 
 t© 
 te  drijven.  Zij  kwamen  fomtijds  bij  ons  aan  
 boord  terwijl  wij  vijf  mijlen  van  land  waren;  
 doch  dan  bragten  zij  niet  veel  mede  ,  hetzij  uit  
 vrees  van  hun  goed  in  de  zee  te  verliezen,  
 hetzij  om  de  onzeekerheid  of  zij  zouden  kunnen  
 verkoopen.  Het  voornaamlle  artijkel,  dat  
 wij  .  bekwamen  ,  was  zout  ,  dat  zeer  goed  
 was. 
 Den  vijfden  in  den  morgen  voeren  wij  voorbij  
 de  zuidlijke  punt  van  het  eiland,  die  op  180  
 54'  Breedte  l ig t ,  en  wij  vonden  dat  agter  dezelve  
 de  kust  N.  600  W.  week.  Op  deeze  punt  
 Haat  een  vrij  groot  dorp,  welks  bewooneren  in  
 menigte  naar  de  fchepen  kwamen  met  varkens  
 en  vrouwen.  Het  was  niet  mogelijk  de  laatfte  
 te  beletten  aan  boord  te  koomen,  en  ik  heb  
 nooit  vrouwen  ontmoet die minder  ingetogen  waren. 
   Het  kwam  mij  zelfs  voor  dat  zij  ons  met  
 geen  ander  inzigt  bezogten  dan  om  haare  per-  
 foonen  ten  besten  te  geeven.  Al zoo  ik  nu  eene  
 zekere  hoeveelheid  zout  bekoomen  had,  kogt ik  
 geene  varkens  dan  die  goed  waren  om  ingezouten  
 te  worden  ,  terwijl  ik  alle  die  onder  die  
 grootte  waren  van  de  hand  wees.  Wij  konden  
 ’er  egter  zelden  krijgen  boven  vijftig  o f  zestig  
 ponden  zwaar.  Her  was  gelukkig  voor  ons  dat  
 wij  nog  enige  vrugten  aan  boord  hadden,  want  
 wij  bekwamen  ’er  nu  weinig,  en  dat  gedeelte  
 C c   5  van