
 
		Tusfchen  een  en  twee  imren  in  den  morgen»  
 van  den  dertig den  ,  ligteden  wij  wederom  het  
 anker  met  het  begin  van  den  vloed  ,  zijnde  de  
 wind  thans  geheel  geftild,  doch  nog  tegens  ons  
 blijvende  ,  zoo  dat  wij  tot  bij  zeven  uuren  oplaveerden, 
   wanneer  wij,  het  getij  af  zijnde,  in  
 negentien  vademen  water  onder  denzelfden  wal  
 als  te  vooren  ten  anker  kwamen.  Het  noordwester  
 gedeelte,  dat  eene  hooge  lleile  kaap  
 vormde,  lag  N.  20°  O.  twee  mijlen  van  ons,  
 eene punt op  den anderen  daar  tegens over  zijnden  
 wal ,  en  omtrent  van  dezelfde  hoogte,  lag  N.  
 36a  W.  ;  onze  breedte  was,  volgens  waarnee-  
 ming,  6o°  37'. 
 Omtrent  den  middag kwamen  ’er  twee  kanos,  
 in  elke  van welke een man  was,  af naar  het fchip  
 omtrent  van  de  plaats,  daar  wij  den  voorigen  
 dag  rook  hadden  zien  opgaan.  Zij  hadden  veel  
 werk  om  dwarsch  door  het  fterk  getij  heen  te  
 roeijen  ,  en  aarfelden  een  weinig  eer  zij  geheel  
 tegens  het  fchip  wilden  koomen  liggen  ,  doch  
 toen men  hun  tekenen gegeeven  had,  naderden  zij.  
 Een  hunner  fprak  veel  te  vergeefsch,  want  wij  
 verftonden  geen  woord  van  hetgeen  hij  zeide.  
 Hij  wees  aanhoudend  naar  den  wal,  dat  wij  uitlegde  
 als  eene  nodiging  om  derwaarts  te  gaan.  
 Zij  namen  enige  beuzelingen  van  mij  aan,  die  ik  
 hun  uit  de  zijde- venfters der  kajuit  afreikte.  Dit  
 yolk  geleek  in  alle  opzigcen  in  hunne  perfoonen 
 en 
 en  Sleeding  naar  dat,  hetwelk wij  m  Prins Willem* 
   Kmaal  gevonden  hadden.  Hunne  vaartuL  
 gen  waren  ook  even  eens  gebouwd.  Een  van  
 degeene  die  ons  bezogteo  had  zijn  aangezigc  gic  
 zwart  befchilderd  en  fcheen  geen’  baard  te  hebben; 
   maar  de  ander,  die  meer  bejaard  was,  was  
 niet  befchilderd  en  had  een’  grooten  baard,  met  
 een  gezigt,  veel  naar  de  gemeenile  gezigten  van  
 het  volk  van  Prins  Willems  Kanaal  gelijkende.  
 Wij  zagen  deezen  dag  ook  rook  op  de platte kust  
 in  het Westen,  waaruit  wij  mogen  beÜuiten  dal  
 deeze  laager  plaatfen  en  eilanden  de  eenigfte  be-  
 woonde  ftreeken  zijn. 
 Toen  de  vloed  inviel,  ligteden  wij  het  anker,  
 wanneer  de  kanos "ons  verlieten.  Ik  Hak  over  
 naar  den  wester wal met  eene  frisfe  koelte uit  het  
 N.  N.  O.  en  kwam  tot  onder  de  bovengemelde  
 punt.  Deeze  punt  met  de  andere  aah  de  overzijde  
 verfmalden  het  kanaal  tot  de  breedte  van  
 vier  mijlen.  Door  dit  kanaal  liep  een  ontzaeh-  
 lijk  fterk  getij.  Het  was  vreeslijk  in  ons  oog»  
 wijl  wij  niet  konden  weeten  of. da  beroering van  
 het  water  door  den  ftroom  veroorzaakt  wierde  
 dan  door  het breeken  van  de  golven  tegens  klippen  
 en  banken.  Alzoo  wij  geene  banken  ontmoeteden  
 ,  beüooten  wij  dat  het  eerfte^ plaats  
 konde  hebben,  maar  wij  vonden  in  het  eind  dat  
 wij  het  mis  hadden.  Ik  hield  het  rm  langs  de«  
 wester  wal ,  alzoo  dit  het  veiligst  fcheen* 
 M  4  hatJ"