verfcheiden plaatfen op den laagen grond aan
zee Honden de wooningen van de inboorlingen ,
en bij alle dezelve waren ftellaadjen van been op-
gerigt, gelijk die, welke ik te vooren befcbre-*
ven heb. Zij kunnen op eenen grooten afftand
gezien worden, omdat zij wit zijn.
Op den middag was onze Breedte 64° 38' en
onze Lengte 1880 15'; het zuidlijkst gedeelte
van het vast land in het gezigt lag Z, 48° W.
en de naaste wal was omtrent drie of vier mijlen
van ons. De wind was nu weder Noord-
ïijk geloopen en woei eene labber koelte. Het
weder was helder en de lucht koud. Ik volgde
de ftrekking van de kust niet, alzoo ik bevond
dat zij eene westlijke ftrekking nam naaf
de golf van Anadir, waarin ik geene reden
had te gaan, maar ik ftuurde zuidwaarts, om
het Eiland St. Laurens, door b ker i ng ontdekt,
in het gezigt te krijgen, dat zig ook
vertoonde, en des avonds ten agt uuren lag het
Zuid 20° O. naar gisfing elf mijlen van ons.
Te zelfden tijd lag de zuidlijkfte punt van het
vast land Z. 83° W. twaalf mijlen van ons.
lk : houde deeze punt voor die, welke bker
in g de oostlijke punt van Suchotski, of Kaap
Tschukotskoi noemt, een naam, dien hij dezelve
gaf, en wel te recht, vermits het van dit gedeelte
van de kust was dat de inboorlingen
naar hem toe kwamen, die zeiden van de natie
tie der Tschutski te zijn. Ik ftel derzelver
Breedte op 64° 13' en derzelver Lengte op
1860 36'.
Ik moet de gedagtenis van b e e r in g recht
doen en zeggen dat hij de kust zeer wel afgetekend
heeft, en de breedte en lengte van de
kaapen beter bepaald heeft dan men zoude hebben
kunnen verwagten van de middelen, die hij
moest gebruiken. Ik vel dit oordeel niet naar
het bericht van den Heer m u l l e r van de reis,
o f naar de kaart, die voor zijn boek ftaat, maar
naar het bericht van dezelve döor Doftór Campb
e l l in zijne uitgave van de Verzameling van
HARRis ( * ) en eene daar bij gevoegde kaart,
die omftandiger en naauwkeuriger is dan die van
den Heer mul l e r .
Hoe meer ik overtuigd wiefd dat ik nu op de
kust van Afia was, hoe meer ik verlegen was
om de kaart van den Heer s t ^ h l in van den
nieuwen Noorder Archipel met mijne waarnee-
mingen overeen te brengen, en ik wist geen middel
om reden te geeven van het groot verfbhil,
dan door te onderftellen dat ik het een of ander
gedeelte van hetgeen hij het eiland Aldshka
noemt voor de Amerikaanfche kust heb aangezien
en het kanaal, dat dezelve vaneen fcheidt*
ge*
. ( * ) Vol. JL p. ioi6 enz.
XI. D e e l . X