L Jufy ÏT7^ ‘1 R E I Z E STAAR DEN
dan door terugtekeeren langs denzelfden w e g ,
die ’er ons in gebragt h a d ; want fchoon w i j,
door het kanaal, waarin wij waren, te volgen,
waarfchijnlijk verder de kust langs zouden hebben
kunnen koomen , en fchoon dat kanaal ons
mogelijk eindelijk naar het N o o rden , en dus vrij
van de banken, zoude gebragt hebben, zou de
zaak egter met groot gevaar zijn vergezeld geweest,
e n , zoo wij *èr niet in geflaagd waren,
zo u zulks een verlies van tijd veroorzaakt hebb
e n , dien wij niet wel misfen konden. Deeze
redenen noopten mij om terug te keeren langs
sden w e g , dien wij gekoomen waren, en aldus
buiten de banken om te vaaren. •
Ee n aantal waarneemingen op de maan, door
den Heer k i n g en m ij, op deeze en de vier
voorige dagen gedaan , en alle op de tegens-
woordige plaats van het fchip overgebragt, gaven
de lengte van . . ip ^o 45> 4 g*.
Volgens het uurwerk was zij . 19 7 a6 48
O n ze breedte was . . 59 37 30
D e afwijking op drie kompasfen
voor middag . . * 3 34 3
N a middag . . . a z 19 40
Gemiddelde ooster afwijking . 2 z 56 51
H e t Noordlijkst gedeelte van de kust, dat wij
van deeze plaats zien konden, lag, naar ik giste,
op de breedte van 6o°, H e t fcheen eene laage
punt
S T I L L E N O C E A A N . [ J u lij 1 7 7 8 .] 249
punt te vormen, die den naam van B a n k -P u n t
(Shoal Nefs) ontving.
D e vloed loopt naar het Noorden en de eb
naar het Zuiden, H e t getij rijst en valt v ijf o f zes
voeten loodregt op en neder, en ik reken dat het
hoog water is op de dagen van nieuwe en volle
maan ten agt uuren.
O p den een en twintigften, ten drie uuren in
den morgenftond , het anker geligt hebbende,
met een ligt koeltjen uit het N . N . W . , Huurden
wij terug naar het Z u id e n , hebbende drie
floepen vo o ru it, om ons te geleiden; maar o n danks
deeze voorzorg vonden wij meer moeije-
lijkheid om terugtekeeren dan wij gehad hadden
om voorwaarts te koomen, en wij waren eindelijk
genoodzaakt ten anker te koomen, om niet
op eene droogte tegeraaken, daar maar v ijf voeten
water Hond, Terwijl wij hier lagen , kwamen
’er zeven en twintig mannen van het land ,
elk in eene kan o , naar de fchepen, die zij mee
groote omzigtigheid naderden, fchreeuwende en
hunne armen uitftrekkende, toen zij naderden. D it
begreepen wij dat gefchiedde om hunne vreed-
zaame oogmerken uit te drukken. Eindelijk naderden
fommige nabij genoeg om enige beuze-
lingen te ontvangen, die hun toegeworpen wier-
den. D i t moedigde de andere aan om zig aan
het fchip te waagen , waarop een handel geopend
wierd tusfehen hen en ons v o lk , dat ble-
Q 5 de.