
 
		fchoon  wat  van  die  bleeke  doffe  tint,  die  de  
 zuidlijke  volkeren  onderfcheidt.  Hunne  kinderen, 
   welker  vel  nog  niet  met  verw  was  befmec  
 geweest,  hadden  het  zoo  blank  als  wij.  Sommige  
 zien  ’er  in  hunne  kindsheid  niet  onaardig  
 uit,  als  men  hen  met  het  volk  in  het  algemeen  
 vergelijkt;  maar  dit  fchijnt  alleen  toetefchrij.  
 ven  aan  de  levendigheid  van  dien  ouderdom  ,  
 want,  als  zij  eens  tot  zekere  jaaren  gekoomen  
 zijn,  is  ’er  naauwlijks  enig  onderfcheid.  Over  
 het  geheel  heerscht  ’er  in  de gelaats - trekken  van  
 de  gantfche  natie  eene  aanmerklijke  eenvormigheid, 
   en  hun  gekat  tekent  zig,  met  zeer  weinig  
 verandering,  door  eene  domme  koelheid  zonder  
 enige  uitdrukking. 
 De  vrouwen  zijn  omtrent van  dezelfde  grootte,  
 kleur  en  gedaante  als  de  mannen  ,  van  welke  
 men  haar  niet  gemaklijk  kan  onderfcheiden,  al-  
 zoo  zij  geene  natuurlijke  tederheid  bezitten,  die  
 haare  perfoonen  aangenaam  zoude  kunnen  maa-  
 ken,  en  wij  zagen  naauwlijks  eene,  zelfs  onder  
 die  ,  welke  in  de  eerde  jeugd  waren  ,  die  de  
 minde aanfpraak  had  om  fraai  genaamd  te worden. 
 Hunne  gemeene  kledij  is  een  linnen  kiel  o f  
 mantel,  aan  den  bovenrand  met  eene  fmalle  
 ftrook bont,  en  aan  den  onderden  rand  met  franje  
 o f  kwasten  verfierd.  Hij  gaat  onder  den  flinker  
 arm  door,  en  is  over  den  regeer  fchouder  g§-  
 kondteh  door  eene  koord  van  yooren  en  eene  van 
 ©  3  m