
voor het begin en na het eind van de eclips zigc-
baar. Ik raat het onverduisterd gedeelte van de
maan met een‘ van r ams d e n s fextanten , ver-
fcheiden reizen voor , geduurende , en na het
midden van de eclips, maar kreeg den tijd van
het midden niet zoo nabij als door deeze handelwijze
zoude hebben kunnen bekoomen worden.
Deeze waarneemingen wierden ook Hechts gedaan
als eene proeve , zonder op eene groote
juistheid te doelen. . Ik mat ook meest naar
eenen we g , daar ik de teruggekaatfle en regt-
llreekfche beelden beurtelings naar verfcheiden
zijden, met opzigt tot elkanderen , moest ge-
bragt hebben , de getallen van het quadrant in
het eene geval naar de flinker zijde van het begin
der verdeelingen, en in het ander geval naar
de regter hand derzelve leezende. Het is klaar
dat de helft van de fom van deeze twee getallen
de waare maat moest zijn , behalven de miswijzing
van het qnadrant, en deeze is de handels
wijze, die ik zoude aanbeveelen.
Doch ik ben verzeekerd dat het nog veel nader
zoude hebben kunnen waargenoomen worden
, en dat deeze handelwijze nuttig kan zijn
als noch het begin, noch het eind eener eclips
kan waargenoomen worden, dat dikwijls gebeuren
kan.
Onmiddelijk na het einde van de eclips namen
wii den afftand van eiken rand van de maan van
Pol»
Pollux en <* Arietis waar, zijnde de eene ten
Oosten en de andere ten Westen. Zelden koomt
’er eene gelegenheid voor om onder alle deeze
omflandigheden waarteneemen; maar als zij voor-
koomt, moet men die niet verzuimen, alzoo
in dit geval de plaatslijke dwaalingen, waaraan
deeze waarneemingen onderhevig zijn , elkanderen
vernietigen, dat, in alle andere gevallen,
de waarneemingen van eene geheele maan zoude
vereifchen. De uitkomst van deeze waarneemingen
zijn als volgt:
Door cook met * Arietis . • 2040
2.2 ! o?"
met Pollux • 204 20 4
Gemiddeld . . 204 21 5
Door king met a Arietis • 204 a7 45
met Pollux • 204 9 12
Gemiddeld 204 18 29
Gemiddeld van de twee gemiddelde 204 19 4 7
Het uurwerk gaf ten 411 30% tot
welken tijd alle de waarneemingen
op de maan zijn ge'
bragt , 204 04 45
De Aroom, die ik zeide dat naar het Oosten
trok, was nu opgehouden; want wij wonnen
maar weinig met laveeren. Den zesden, in den
avond, omtrent vijf mijlen verder op de kust, en
digt aan land zijnde, dreeven wij enigen handel
met de inboorlingen, Doch, ateoo wij ’er zeer
wei-r