d ie , wat haare gefchiktheid tot eene binnetl-
landfche vaart betreft, met de aanmerklijkfle
reeds bekende rivieren om den voorrang zal kun-1
nen twisten, van nut zal worden voor het tegens-
woordig of een der volgende gedachten, moeten
wij ons den tijd, dien wij *er aan befteedden,
minder beklaagen; maar voor ons, die een veel
grooter doel hadden , was dit oponthoud een
wezenlijk verlies. De zomer vorderde met rasfe
fchreden. Wij wisten niet hoe verre wij Zuidwaarts
zouden moeten ftevenen, en wij waren nu
overtuigd dat het vast land van Noord-Amerika
zig verder naar het Westen uitftrekte, dan wij
uit de nieuwere, en beroemdfte kaarten reden
hadden te verwagten. Dit maakte eenen door-
togt tot in de Hudfons of Baffins Baai te on-
waarfchijnlijker, of toonde ten minften dat dezelve
van grooter uitgeftrektheid was. Het was
egter veel voldoening voor mij te denken dat*
hadde ik dit zeer groot kanaal niet onderzogt, het
door befpiegelende fmeeders van aardrijksbeschrijvingen
als eene daadzaak zoude zijn aangenoo-
men dat het naar het Noorden met de zee, o f
naar het Oosten met Baffins of Hudfons Baai
gemeenfchap had, en het zou misfchien op toekoow
i c H lie t d e r iv ie r m e t de g ro o tö e v o e g lijk h e id Caoks
Rivier n oemen.
koomende waereld - kaarten met grooter naauW*
k e u r i g h e i d en zeekerer tekenen van waarheid getekend
zijn geworden dan de onzigtbaare , als
alleen in de verbeelding beftaande, Straaten van
de Fuca en de Fonte.
In den agtermiddag zond ik den Heer k i n g
wederom met twee gewapende floepen a f , met
bevel van op de noordlijke punt van het laag
land , aan de zuid-oost-zijde van de rivier, te
landen, aldaar de vlag te laaten waaien, en van
het land en de rivier, in zijner Majefteit naam,
bezit te neemen, en eene fleseh in den grond
te begraaven , bevattende enige Engelfche fluk-
ken geld van het jaar 1772 , en een papier,
waarop de naamen van onze fchepen en de dag
Van onze ontdekking gefchreven ftonden. Onder-
tusfchen waren de fehepen onder zeil gegaan om
de rivier af te zakken. De wind woei nog fris
uit het Oosten; maar wij waren niet lang onder
zeil geweest o f het wierd ftil, en, alzoo wij den
vloed ontmoeteden regt over de land-punt, daar
de Heer k i n g aan land was gegaan (en die daarvan
den naam van Bezitneeming-Punt ontving) waren
wij genoodzaakt het anker te laaten vallen in zes
vademen water, hebbende de punt twee Engelfche
mijlen ten Zuiden van ons.
Toen de Heer k i n g terug kwam, berichtte hij
inij dat ’er, toen hij het land naderde, omtrent
twintig inboorlingen verfcheenen waren met hunne
XI. D eel. N ar