mogten voeren, want weinige hadden’er minder
dan drie aan boord, én veele hadden ’ër zeven,
agt o f negen, en eene was met niet minder dan
zeventien bemand. Onder deeze bezoekers waren
’er veele, die ons nu voor de eerfle reis met
hun bezoek vereerden , dat wij daaruit konden
opmaaken dat zij de fchepen met hunne aanfpraa-
ken en andere plechtigheden naderden. Zoo zij
in het eerst enig wantrouwen tegens ons gevoed
hadden, of bevrëesd voor ons geweest waren ,
fcheenen zij nu alle agterdogt en vrees ter zijde
gelegd te hebben ; want zij kwamen aan boord
en mengden zig onder ons volk met de grootfte
vrijmoedigheid. Wij ontdekten wel dra door dee-
zen naauweren omgang dat zij even handgaauw
waren als onze vrienden van de eilanden , die
wij bezogt hadden; en zij waren zelfs veel gevaarlijker
dieven; want, fcherp ijzer gereedfchap
bezittende, konden zij eene haak van een takel,
o f enig ander ftuk ijzer van een touw fnijden,
zoo dra wij den rug maar gekeerd hadden. Op
deeze wijze geraakten wij eené groote haak, tus-
fchen twintig en dertig ponden weegende, vër-
fcheiden kleinere, en ander ijzer-werk kwijt. En
wat onze floepen belangt, zij beroofden dezelve
van alle Hukken ijzer, die flechts waerdig waren
medegenoomen te worden, fchoon wij ’er altoos
eene wagt in hadden. Zij waren behendig genoeg
om hunne oogmerken te bereiken; want
do
de eene kaerel hield den floep-wagter aan het
een eind van de floep bezig, terwijl de ander’er
aan het ander eind het ijzer werk uit haalde. Als-
wij iets misten zoo dra het geftoolen was, viel»
het ons ligt den dief te ontdekken , alzoo zij'gereed
genoeg waren om elkanderen te befchul-
digen. Maar de fchuldige gaf gemeenlijk zijn’ buit
met weerzin terug, en fomujds vonden wij het
noodzaaklijk onze tóevlugt tot geweld te neemen^
Toen de fchepen veilig vastgemeerd lagen, gon-
gen1 wij den vólgenden dag aan óns ander noodzaaklijk
werk. De tenten en werktuigen tot de
waarneemingen wierdén aan land gebragt, en óp
eene hooge rots aan de eene zijde van de bogt,
digt bij dé Kefolutie geplaatst. Daar wierd enig
vólk met eenen Officier uitgezonden' om hout te
kappen en eene plaats oprèruimen, daar wij ge-
maklijk onze water-vaten zouden kunnen vullen.
Andere wierden aan het brouwen vanpijnboomen-
bier gezet, alzoo hier veele pijn-hoornen warenii
De fmidfe wierd ook opgezet, om het ijzerwerk
te fmeeden , dat wij- nodig' hadden om de
fokke-mast te herftellen, want de doove jut van
bakboord en eene van de dwars-hóuten waren
onder andere geborften.
Dagelijks kwam ons een aammerklijk aantal inboorlingen
bezoeken , en wij zagen geduurig
nieuwe aangezigten. Als- zij voor de eerfle reis
kwamen, booden zij zig gemeenlijk op eene zon-
A 4 der