
 
		W*  en  N.  W .,  een  labber  koeltjen  en  fomtijdg  
 was  het  bijna  ftil.  Het  weder  was  helder  en  de  
 lucht  fcherp  en  droog.  Op  deir  middag  ftrekte  
 zig  het  vast  land  uit  van  Z.  W.  tot  N.  ten  O. t  
 het  naaste  gedeelte  zeven  mijlen  van  ons.  Eene  
 groote  groep  eilanden  ,  omtrent  op  denzelfden  
 afftand  van  het  vast  land  liggende  ,  ftrekte  zig  
 uit  van  Z.  26°  W.  tot  Z.  52°  W. 
 Wij  hadden  een  groot  gedeelte  van  den  agt-  
 tienden  ftilte,  en  het  weder  was  helder  en  aangenaam. 
   Wij  deeden  ’er  ons  voordeel mede om  
 waarneemingen  omtrent  de  lengte  en  de  afwijking  
 van  de  kompas-naald  te  doen.  De  afwijking  
 wierd  bevonden  210  27'  Oost  te  zijn.  Daar kan  
 geen  twijfel  zijn  of  de  kust  loopt voort  tusfchen  
 Drievuldigheid-Eiland  en  Mist-Kaap,  daar  
 het  mistig  weder  ons  belette  dezelve  te  zien.  
 Ten  Z. W.  van  die  kaap  is  het  land enige  mijlen  
 verre  meer  afgebrooken  en  hobbelig  dan  al  
 wat  wij  van  hetzelve  tot  nog  toe  gezien  hadden  
 ,  zoo  met  opzigt  tot  de  bergen  zelve  
 als  tot  de  kust,  die  vol  kreeken  of  kleine  in-  
 loopende  kanaalen  feheen,  welk  geen  van  alle  
 zeer  diep  fcheenen.  Misfchien  zullen  enige  van  
 de  vooruitfteekende  punten,  als  zij  nader  onder-  
 zogt  worden ,  bevonden  worden  eilanden  te  zijn.  
 Het  land  heeft  overal  een  zeer  dor  aanzien  en  
 was  met fneeuw  bedekt van  de  toppen  der  hoogfte  
 bergen  tot  op  zeer  digt  bij  de  zee-kusten. 
 Een 
 Eene  floep  naar  de  Ontdekking moetende  zenden, 
   fchoot  een  van  de  matroozen,  die  in  dezelve  
 was,  eenen  zeer  fraaien  vogel  van  het pape-  
 gaaiduikeren  geflachr.  Hij  is wat  kleiner  dan  een  
 eend  en  zwart  van  kleur,  uitgezonderd  zijn  voorhoofd, 
   dat  wit  is,  en  van  boven  en agter  elk  oog  
 rijst  een  fierlijke  geel-witte  kam,  die  naar  agte-  
 ren  is  omgekruld,  als  rams-hoornen.  De  fna-  
 vel  en  de  pooten  zijn  rood.  Hij  is  misfchien  de  
 alca  monochroa  van  s t e l l e r ,  waarvan  hij  gewag  
 maakt in  zijne Hiflorie  van Kamfchatka  (*)•  
 Ik  geloof  dat  wij  den  eerften  vogel  van  deeze  
 zagen  een  weinig  ten  Zuiden  van Kaap  St. Her-  
 mogenes'  Van  dien  tijd  af  zagen  wij  ’er nog  gemeenlijk  
 eiken  dag  enige  en  fomtijds  in  groote  
 vlugten.  Behalven  deeze  zagen  wij  dagelijks  
 de  meefte  van  de  andere  zee-vogelen,  die  gemeenlijk  
 in  andere Noorder  zeeën  gevonden  worden, 
   gelijk  als  meeuwen,  water-raaven,  zee-  
 papegaaien,  onweersvogelen  en  fomtijds  eenden,  
 ganzen  en  zwaanen,  en  zelden  gong  ’er  een  dag  
 voorbij  dat  wij  geene  robben  ,  walvisfchen  en  
 groote  visfchen  zagen. 
 In  den  agtermiddag  kreegen  wij  een  ligt koeltjen  
 uit  het  Zuiden  ,  dat  ons  in  ftaat  ftelde  om  
 Westwaarts  te  ftuuren  naar  het  kanaal,  dat  zig 
 tus- 
 (  * )  Alca  cirrhata,  de gekroonde  Papegaaiduiker,  afgedeeld  
 bij  p a l l a s   Specil.  Zool.  f,  5 ,   t.  1  &  5  fig-  1  3- 
 V E R . T A A L E R . . 
 o  3