
 
		wij  het  anker  ligteden  en  Zuid “Westwaarts  ia«  
 veerden.  In  den  avond  was  de  wind  zeer  ver«  
 anderlijk  en  wij  hadden  donder.  Wij  hadden  nog  
 geen  donder  gehoord  zedert  Onze  aankomst  Op  
 de  kust 1,  en  deeze  was  op  eenen  groóten  afkan  
 d. 
 De  wind  zig  in  den morgen  van  den  twaalfden  
 wederom  in  de  kreek  van  het  Z. W,  gezet  hebbende  
 ,  kuurden  wij  N.  W.  en  zagen  ten  tien  
 uuren  het  vaste  land.  Op  den  middag  krekte het  
 -zig  vah  N»  O.  ten  N,  tot  N.  N. W*  |  W.  uit,  
 terwijl een  hooge  berg  tien  mijlen  in  het N.N. W-  
 lag.  Dit  biéek  een  eiland  te  zijn*  dat  van  zijne  
 gedaante  den  naam  van  Rond-Eiland  verkreeg.  
 Het  ligt  op  58°  37'  Breedte  en  op  só©°  6'  
 Lengte*  en  zeven  Engelfche  mijlen  van  het  vast  
 land.  In  den  avond,  ten  negen  uüren,  Noordwaarts  
 gekuurd  hebbende  tot  binnen  drie  mijlen  
 afkands  van  den  w a l,  lieten  wij  het  wenden  in  
 veertien  vademen  water,  terwijl  de  einden  van  
 de  kust  O.  Z. O.  §  O .,  en W.  krekten.  De wind  
 naar  het  N.  W.  loopende  kelde  ons  in  kaat  om  
 eenen  goeden  gang  langs  de  kust  te  doen  tot  des  
 morgens  ten  twee  uuren,  wanneer  wij  eensklaps  
 in  zes  vademen  water  kwamen, zijnde  thans twee  
 mijlen  van  de  kust.  Een  weinig  van  de  kust  
 afgefneden  zijnde,  kreegen  wij  trapswijze  dieper  
 water  ,  en  hadden  op  den  middag  twintig  vademen, 
   wanneer  wij  op  de  breedte  van  58°  13" en 
 op 
 op  de  lengte  van  199°  waren.  Rond-Eiland  
 lag  5°  O.  en  het  westlijk  eind  van  de  kust  N.  
 160 W op  den  afkand  van  zeven  mijlen.  Het  
 is  eene  hooge  punt,  die  den  naam  van  Kalmte*  
 Punt  verkreeg,  omdat  wij  kalm  weder  hadden  
 toen  wij  op  de  hoogte  van  dezelve  waren.  Ten  
 N.  W-  van  het  Rond - Eiland*z\]n  twee  o f  drie  
 heuvelen,  die  zig  als  eilanden  vertoonden,  en  
 het  is  ook  wel  mogelijk  dat  zij  het  zijn,  want  
 wij  zagen  de  kust  hier  maar  in  de  verte. 
 Den  veertienden  en  vijftienden  maakten  wij  
 weinig  vordering  ,  hebbende  weinig  wind,  en  
 fomtijds  eene  zoo  dikke  mist,  dat  wij  de  lengte  
 van  het  fchip  niet  zien  konden.  Wij  peilden  
 van  veertien  tot  zes  en  twintig  vademen,  en wij  
 Haagden  vrij  wel  in  onze  visfcherij,  vangende  
 kabeljaauw  en  nu en  dan  enige  platvisfchen*  Den  
 zestienden,  des  morgens  ten  vijf  uuren,  de  mist  
 opgeklaard  zijnde,  bevonden  wij  ons  nader  bij  
 het  land  dan  wij  verwagt  hadden.  Kalmte-Punt  
 lag  N.  720  O.  en  eene  punt  agt  mijlen W.  van  
 dezelve,  lag  N.  30  O.  op  den  afkand  van  drie  
 Engelfche  mijlen.  Tusfchen  deeze  twee  punten  
 vormt  de  kust  eene  baai,  in  welke  op  fommige  
 plaatfen  het  land  naauwlijks  uit  de  mast  kon gezien  
 worden.  Daar  is  ook  eene  baai  aan  dé  
 N.  W.  zijde  van  deeze  laatke  punt,  tusfchen dezelve  
 en  een  hoog  voorgebergte  ,  dat  thans  N.  
 36°  W.  lag  op  den  afkand  van  zestien Engelfché  
 <  Q  3  mij