
 
		wij  enig  gevaar  liepen  van  in  een  fnel  gecij  voor  
 te  drijven,  zonder  wind  om  het  fchip  te  ftunren,  
 zettede  ik  het naar eene  haven,  aan  de  zuid - zijde  
 van  den  doorcogt  liggende ,  maar wij  wierden  ’er  
 zeer  ras  voorbij  gedreven  ,  en ,  om  niet  weder  
 terug  door  den  doortogt  gedreven  te  worden,  
 kwamen  wij  ten  anker  in  agt  en  twintig  vademen  
 water,  vrij  digt  aan  den  zuider  wal,  buiten  bereik  
 van  het  fterk  getij  ;  en  evenwel  bevonden  
 wij  dat  het  hier  nog  vijf en  eene  halve  knoop  in  
 een  uur  flroomde. 
 Terwijl  wij  hier  lagen  ,  kwamen  verfcheiden  
 inboorlingen  naar  ons  toe,  elk  in  eene  kano,  en  
 verkogcen  enig  vischtuig  voor  tabaks  Een  hunper, 
   een  jongman,  floeg met  zijne  kano  om ,  terwijl  
 hij  tegens  eene  van  onze  floepen  lag.  Qnx  
 volk  greep  hem,  maar  de  kano  dreef weg,  vvierd  
 »door  eene  andere  opgevischt  en  naar  land  ge-  
 bragr,  De  jongman  was  door  dit  toeval  genood;-  
 zaakt  in  het  fchip,  te  koomen,  en  hij  klom,  op  
 de  eerde  nodiging,  naar  beneden  in  mijne  kajuit,  
 zonder  den  minften  tegenzin  of  ongerustheid  te  
 ïaaten  blijken.  Zijne  kleeding  beflond  in  een  
 overkleed  als  een  hemd,  van  den  darm  van  een.  
 o f   ander  zeer dier  gemaakt  ,  waarfchijnlijk  van  
 den  walvisch,  en  een  onder-kleed  van  hetzelfde  
 maakzel,  van  vogelen-vellen  gemaakt,  met  de  
 vederen  ’er  op  bereid,  en  net  aan  malkanderen  
 genaaid ^  wordende  df  zijde  niet  yederen  op  de 
 EEN  MAN  VAN  . OONAMS HIA .