in het Westen twaalf mijlen van ons; wij gisten
dat het een eiland ware, en, om de gedagtenis
van den overledenen, voor wien ik zeer veel
achting had 4 te vereeuwigen , noemde ik het
Anderfons - Eiland. Den volgenden dag deed ik
den Heer L a w , den heelmeester van de Ontdekking,
op de Refolutie kooraen, en Helde den
Heer s a m u e l , den eerften onder - chirurgijn
van de Refolutie, tot heelmeester op de Ontdekking
aan.
Den vierden, ten drie uuren na den middag,
zagen wij land zig van N. N. O. tot N. W. uit-
ftrekkende. Wij bleeven ’er op aan houden tot
vier uuren, wanneer wij, ’er vier of vijf Engel-
fche mijlen van daan zijnde, wendden, en kort
daarop, den wind gaande liggen, ankerden wij
op dertien vademen water, in eenen zandigen
grond, zijnde omtrent twee mijlen van het land,
en, volgens onze rekening, op 64° 27' Breedte
en op 1940 18' Lengte. Wij konden, bij tus-
fchenpoozen, de kust zig zien uitftrekken van O.
tot N. W . , en wij zagen een vrij hoog eiland
drie mijlen in het W. ten N.
Het land voor ons, dat wij onderleiden het
vaste land van Amerika te zijn, fcheen laag aan
zee, maar binnens lands verhief het zig tot bergen
, die, de een agter den anderen , tot eene
aanmerklijke hoogte oprijzen. Het had eene
groenachtige tint, maar fcheen van hout ontbloot
en
en vrij van fneeuw. Terwijl wij ten anker lagen,
bevonden wij dat de vloed uit het Oosten kwam
en naar het Westen gong tot tusfchen tien en
elf uuren. Van dien tijd tot den volgenden morgen
ten twee uuren , liep de ftroom naar het
Oosten en het water viel drie voeten, De vloed
liep llerker en langer dan de eb, waaruit ik be-
floot dat ’er, behalven het getij, nog een westlijke
droom was.
Den vijfden, des morgens ten tien uuren,
den wind Z. W. hebbende, zakten wij af en ankerden
tusfchen het eiland en het vast land in
zeven vademen water. Kort daarop landde ik
op het eiland, vergezeld van den Heer king
en enige andere Officieren. Ik had gehoopt van
hetzelve een gezigt van de kust en de zee ten
Westen te zullen hebben ; maar de mist was in
die ftreek zoo dik, dat ik niet verder zien kon
dan van het fchip. De kust van het vast land
fcheen naar het Noorden te draaien aan eene
laage punt, Rodney-Punt genaamd, die van het
eiland in het N. W. $ W. op drie of vier mijlen
üfdands was; maar het hoog land , dat eene
noordJijker ilrekking nam, kon veel verder gezien
worden.
Dit eiland, dat Slede -Eiland genoemd wierd
en op 64° 30' Breedte en op 1930 57' Lengte
lig t , heeft omtrent vier mij km in den omtrek.
XI, D e e l . K De