
 
		in  hunne  kanos  onthaalden.  Deeze  gaan  gemeenlijk  
 langzaam  en  plechtig;  maar  de  muziek  
 is  niet  zoo  bepaald  en  eenvoudig  als  onder  veele  
 andere  ruuwe  natieën  ,  want  de  veranderingen1  
 zijn  zeer  menigvuldig  en  vol  uitdrukking,  en  de  
 kadans  of melodie  had  iets zeer fusfende.  Behal-  
 yen  hunne  choor-zangen,  zongen  ook  dikwijls  
 énkele  perfoonen  een  ernftig  lied 4  waarbij  zij  
 met  hunne  hand  op  de  dije  de  maat  floegert.  
 Somwijlen  egter  fcheen  de  muziek  van  haaren  
 beerfchenden  plechtigen  trant  aftegaah,  en  meer-  
 inaalen  wierd  ’er  een  vrolijker  en  levendiger  lied  
 gezongen»  waaronder  zelfs  iets  grappigs  gemengd  
 Was. 
 Het  eenigst  fpeeltuig  (zo o   het  zoo  genoemd  
 mag  worden)  dat  ik  bij  hén  zag,  was  een  ratel,  
 en  een  klein  fluitjen  ,  omtrent  een  duim  lang,  
 waarmede  men  geene  verfchillende  toonen  kon  
 geeven,  alzoo  ’er  maar  een  gat in  was.  Zij  gebruiken  
 den  ratel  als  zij  zingen;  maar  bij  welke  
 gelegenheid  zij  het  fjuitjen  gebruikën  weet  ik  
 niet,  tenzij  zulks  gefchiedde ais  zij  zig  als  dieren  
 verkleeden,  en  derzelver  gehuil  o f  gefchreeuw  
 tragten  natevolgen.  Eens  zag  ik  eenen  van  hun  
 In  een  wolfs-vel  gekleed  ,  met  den  kop  over  
 zijn  hóófd  getrokken *  en  dat  dier  nabootfende  
 door  een  fehreeuwend  geluid  met  een  van  deeze  
 fluitjens,  dat  hij  in  zijn’  mond  hield,  te  maaken.  
 De  ratels  zijn  meest  van  gedaante  als  een  vogel 
 ge-; 
 gemaakt,  met  enige  kei - fteentjens  in  het  lijf,  
 en  de  flaert  dient  tot  handvatfel.  Zij  hebben  
 egter  nog  andere »  die  meer  naar  den  ratel  van 
 de  kinderen  gelijken  (*)*• 
 In  het  mangelen  met  ons  verrieden  fommige  
 eenen  bedrieglijken  aart,  en  namen  onze  goederen  
 mede,  zonder  ’er  iets  voor  te geeven;  maar  
 over  het  algemeen  had  het  tegendeel  plaats»  en  
 wij  hadden  overvloedige  reden  om  hunne  goede  
 trouw  te  prijzen.  Hunne  gretigheid  egter  om  
 ijzer  en  koper  o f  ander  metaal  te  bezitten  was  
 zoo  g root,  dat  weinige  de  verzoeking  weder-  
 ftaan  konden  van  het  te  fleelen  ,  als  er  zig  ge*  
 legenheid  toe  opdeed.  De  bewoonefs  van  de  
 eilanden  in  de Zuid-zee wilden,  gelijk uit menigvuldige  
 voorbeelden,  in  den  loop  van  deeze  reis  
 blijkt,  liever  dan  ledig  henen  te  gaan  >  fteelen  
 hetgeen  hun  onder  de  handen  viel  ,  zonder  
 zelfs  te  letten  of  het  hun  van  dienst  konde  zijn  
 dan  niet.  De  nieuwigheid  van  het  voorwerp  
 was  bij  hen  eene  genoegzaame  beweegreden  om  
 te  tragten  het  op  eene  flinkfche  wijze  in  hun 
 be- 
 (* )   Ziet  PI.  C.  Pig.  t.  Op  dezelfde  plaat  Ziet  mea  drie  
 van  de  mom - aangezigten,  waarvan  even  te  vooren  ge«  
 fprooken  is ,  van welke  Fig>  2  den kop  van  een  zee*hond,  
 Fig. 3  en 4  den  kop van  een’  vogel  verbeelden.  Fig.  4 moet  
 een  menfcheft * gezigt  verbeelden*  Alle  deeze maskers  zijti  
 van  hout;  Fig.  3  en  4 met  vedefen  en  Fig.  4  nog  daaren*  
 boven  met  groenen  taikfteen  verfierd* 
 X L   D üëL   B