
 
		gemeen  ,  laag,  met  enige  rocfen  ,  die  aan  het  
 westlijk  gedeelte  in  zee  liggen.  De  kust  van  het  
 vast  land  is  voor  het grootfle  gedeelte  laag land,  
 maar  wij  z,agen  diep  landwaarts in hoog  land.  Zij  
 vormt  eene  punt  regc  over  het  eiland,  die Kaap,  
 Stephens  genaamd  wordt,  en  op  <53°  33/Breedte  
 en  op  197° 4 1 'Lengte  ligt.  Daar lag enig  drijf-  
 hout  op  de  flranden  zoo  van  het  eiland  als  van  
 het  vast  land;  maar  op  geen  van  beiden  was  een  
 enkele  boom  te  zien,  Men  zou  bij  gelegenheid  
 kunnen  ankeren  tusfchen  de  Noord-Oost-zijde  
 van  dit  eiland  en  het  vast  land,  in  eene  diepte  
 van  vijf  vademen,  voor Westlijke,  Zuidlijke  en  
 Oostlijke  winden  gedekt;  maar  men  zou  aldaar  
 geheel  bloot  gefleld  zijn  aan  de  Noordlijke winden  
 ,  zijnde  het  land  in  die  flreek  op  eenen  te  
 grooten  afiland  om  enige  befchutting  te  verlee-  
 nen.  Voor  wij  Stuarts-Eiland bereikten,  voeren  
 wij  voorbij  twee  kleine eilandjens,  tusfchen  
 ons  en  het  vast  land  liggende,  en  terwijl  wij  de  
 kust  langs  voeren  ,  vertoonden  zig  verfcheiden  
 menfchen  op  het  land  ,  die  ons  door  tekenen  
 fcbeenen  te  nodigen  hen  te  naderen, 
 Zoo  dra  wij  buiten  het eiland  waren,  Huurden  
 wij  Z.  ten  W.  naar  de  zuidlijkfle  punt  van  het  
 vast  land,  die  in  het  gezigt  was tot agt  uuren  in  
 den  avond,  wanneer  het  water  van  zes  vademen  
 tot  minder  dan  vier  vademen  in  diepte  afneè-  
 naende,  ik  wendde en Noordwaarts Huurde  in vijf 
 vademen  ,  en  toen  den  nacht  doorbragt  met  af  
 en  aan  te  laveeren.  Toen  wij  wendden,  lag  de  
 zuidlijkfle  land-punt,  dezelfde, van welke  boven  
 is  gewag  gemaakt,  en  die  Ondiep  Water■ Punt  
 genaamd  is,  Z.  §  O.  op  zeven  mijlen  affland. 
 Den  volgenden  morgen,  met  het  aanbreeken  
 van  den  dag  ,  hervatteden  wij  onze  koers  naar  
 het  Zuiden  }  maar  de  ondiepte  van  het  water  
 noodzaakte  ons  meer  naar  het Westen  op  te  loeven. 
   Eindelijk  geraakten  wij  zoo  verre  op  de  
 bank,  dat  wij  geen  N.  N.  Westlijke  koers  konden  
 houden,  fomtijds  Hechts  vier vademen  water  
 vindende.  Alzoo  de  wind  fris  uit  het  O.  N,  O.  
 v  w oe i,  was  het  hoog  tijd  om  te  tragten  in  diep  
 water  te  koomen,  en  eene kust  te  verhaten,  op  
 welke  wij  niet  langer  met  enige  veiligheid  konden  
 vaaren.  Ik  loefde  dan  Noordwaarts  op  en  
 kreeg  trapswijze  meer  diepte  tot  agt  vademen.  
 Toen  wij  oploefden,  waren  wij  ten  minflen  
 twaalf  mijlen  van  het  vast  land  en  negen  mijlen  
 ten Westen  van Stuarts-Eiland  Wij  zagen  geen  
 land  ten  Zuiden  van  Ondiep  Water-Punt,  die  
 ik  oordeel  op  63°  te  liggen,  zoo  dat  de  kust  
 tusfchen  deeze  Breedte  en  Bank-Punt  ( Shoat  
 Nefs')  op  de  Breedte  van  6o°  geheel  niet  is  op-  
 genoomen.  Zij  is  waarfehijnlijk  alleen  toeganglijk  
 voor  floepen  of  zeer  kleine  vaartuigen,  o f,  
 ten  minflen,  zoo  *er  kanaalen  voor  groote fche-  
 pen  zijn,  zou  het  enigen  tijd  vereisfchen  dezelve  
 X  $  te