de kaart van zijne reis overeen ( * ) , en de
Lengte is. 221® O. Agter de baai (die ik met
den naam van Beerings Baai zal onderfcheiden,
ter eere van derzelver ontdekker) of liever ten
zuiden van dezelve is de keten bergen, van welke
hier boven melding gemaakt is*, afgebrooken
door eene vlakte van enige weinige mijlen uit-
geftrektheid , agter welke het gezigt onbepaald
was, zoo dat ’er of vlak land of water agter ligt.
In den agtermiddag, enige uuren flilte hebbende,
nam ik deeze gelegenheid waar om te peilen, en
vond zeventig vademen water op eenen modder-
achtigen grond. De flilte wierd opgevolgd door
een ligt koeltjen uit het Noorden, met welk wij
Westwaarts Huurden, en den volgenden dag op
den middag waren wij op 590 2 7 ’ Breedte en op
2 190 / Lengte. In deeze ligging lag Mooi Weder
Berg Z. 70 0 O. De Berg Elias N. i W. het
westlijkst land in het gezigt N. 520 W., en onze
affland van het land was vier of vijf mijlen, terwijl
de diepte twee en tagtig vademen was over
eenen modderachtigen grond. Van deeze plaats
konden wij eene baai zien (die het voorkoomen
had van rond te zijn) onder het hoog land, met
laag boschachdg land ter wederzijde.
Nu
( * ) Kapitein cook bedoelt waarfchijnlijk mu ll e rs
kaart voor zijne historie van de Rusfifche ontdekkingen
geplaatst.
Nu vonden wij dat de kust zeer veel naar het
Westen week', en naauwlijks iets naar het Noorden
draaide, en alzoo wij den wind meest uit het
Westen hadden, en dezelve zeer zwak was, vorderden
wij weinig. Den negenden, op den middag,
was onze Breedte 590 30' en de Lengte 217®,
In deeze ligging was ons naaste land negen mijlen
verre, en de Berg Elias lag N. 30° O. negentien
mijlen van ons. Deeze berg ligt twaalf mijlen
in het land op de Breedte van 6o° 27' en op
de Lengte van, 2190. Hij behoort tot eenen rug
van zeer hooge bergen, die als eene verlenging
van de voorige mogen gerekend worden, alzoo
zij Hechts door de bovengemelde vlakte van dezelve
gefcheiden zijn. Zij Hrekken zig naar het
Westen uit tot de Lengte van 2170 , daar zij,
fchoon niet eindigende, veel van hunne hoogte
verliezen, en meer afgebrooken en verdeeld
worden.
Den tienden, op den middag, was onze Breedte
59° 51', en onze Lengte 2i5°56', zijnde wij nu
niet meer dan drie mijlen van de kust van het
vast land, dat zig van 0 / § N. tot N. W. è W.
uitHrekte, zoo verre het oog reiken kon. Ten
Westen van deeze laatHe rigting lag een eiland,
dat zig van N. 520 W. tot Z. 85° W. uitHrekte
op den affland van zes mijlen van ons. Daar
fchiet eene punt uit van het vast land naar het
noord-oostlijk gedeelte van het eiland, liggende
H 5 -op