
 
		Het  kunnen  ook  ftaatkundige  redenen  zijn  die  
 de  Rusfen  genoopt  hebben  deezen  eilanderen  
 niet  toe  te  laaten  groote  vaartuigen  te  hebben;  
 want  het  is  moeijelijk  te  gelooven  dat  zij  die  
 oorfpronglijk  niet  hadden,  alzoo  wij  zoodanige  
 bij  alle  hunne  nabuuren  vonden;  wij  zagen  ’er  
 ondertusfchen  hier  geene  dan  eene  of  twee,  die  
 den  Rusfen  toebehoorden.  Dé  kanos,  welke  de  
 inboorlingen  gebruikten,  waren  de  kleinfte,  die  
 wij  ergens  op  de  Airterikaanfche  kust  gezien  hadden  
 ,  fchoon  op  de  eigen  wijze  gebouwd,  met  
 een  klein  verfchil  in  de  wijze  van  bouwen.  De  
 fpiegel  van  deeze  is  wat  ftomp;  de voorfleven  is  
 gevorkt,  de  bovenfte  punt  van  de  vork  fteekt  
 verder  uit  dan  de  onderfte  ,  die  met  de  oppervlakte  
 van  het  water  gelijk  is.  Waarom  zij  die  
 2oo  bouwen  ,  is  moeijelijk  te  begrijpen,  want  
 de  vork  is  gefchikt  om  aan  alles wat  in  den weg  
 koomt  te  haaken,  en, om dit  voonekoomen, maa-  
 ken  zij  een  ftokjen  van  de  eene  punt  tot  de  andere  
 vast.  In  andere  opzigten  zijn  hunne  kanos  
 gebouwd  op  de  wijze  van  die  ,  welke  door  de  
 Groenlanders  en  Esquimaux  gebruikt  worden,  
 het  geraamte  van  dunne  latten  en  het  overtrekzel  
 van  robben - vellen.  Zij  zijn  omtrènt  twaalf voeten  
 lang,  anderhalven  voet  breed  in  het  midden*  
 en  twaalf  of  veertien  duimen  diep.  Zij  kunnen  
 bij  gelegenheid  twee  perfoonen  voeren,  van  
 welke  de  een  plat  in  de  kano  uitgeflrekc  ligt* 
 terwijl  de  ander  iq  den  zetel  of  het  ronde  
 gat  zie,  dat  omtrent  in  het  midden  is.  Om  
 dit  gat  is  een  rand  of  hoepel  van  hout,  waaraan  
 darmen*vliezen  genaaid  zijn,  die  met  lederen  
 riemen  ,  die  aan  den  buitenllen  rand  
 vast  zijn  ,  als  eene  beurs  zaaniengetrokken  ,  of  
 geopend  kunnen  worden.  De  man  zet  zig  in  
 ■ deeze  plaats,  trekt  het  vel  digt  om  zijn  lijf over  
 zijn  wambuis  van  darmen  toe,  en  brengt de  einden  
 van  de  riemen  of beurs - koorden  over  den  
 fchouder,  om  haar  op  haare  plaats  te  houden.  
 De  mouwen  van  zijn  wambuis  worden  om  zijne  
 vuisten  vast  gebonden,  en  alzoo  hetzelve  digc  
 om  zijnen hals  vast is, en  zijne muts op  zijn hoofd  
 wordt  gezet,  daar  zij  door  zijn  kap  wordt  vast  
 gehouden,  kan  het  water  naauwlijks doordringen  
 tot  zijn  lighaam  of  in  de  kano.  Zoo  ’er  evenwel  
 wat  water mogt doorfifpelen,  heeft  de  bootsman  
 een  ftuk  fpons  bij  zig  ,  waarmede  hij  het  
 opneemt.  Hij  gebruikt  de  roei-fpaan  met  twee  
 bladen  ,  die  met  beiden  handen  in  het  midden  
 wordt  vastgehouden  ,  terwijl  hij  het  water  mee  
 eene  fnelle  regelmaatige  beweeging  (laat,  eerst  
 aan  de  eene  zijde  en  dan  aan  de  andere.  Dus  
 wordt  de  kano  zeer  foei  voortgedreven  en  int  
 eene  rigting  zoo  regc  als  eene  lijn.  Toen  wij  
 van Egoochshac  naar  Samganoodha  zeilden,  hielden  
 twee  of  drie  kanos  het  fchip  b i j ,  fchoon 
 hex