maar het bleek maar een eiland te zijn van dertig
Engelfche mijlen uitgeflrektheid in de ligging van
N.W. en Z. O ., zijnde het zuid-oostlijk eindRegte-
Punt (Cape üpright) , van welke wij reeds geiproo»
ken hebben. Het eiland is fmal, bijzonderlijk aan
lmaiie land-tongen , die de bergen met elk-
anderen verbinden. Ik bevond naderhand dat het
den Rusfen geheel onbekend was , en daarom,
het als eene nieuwe ontdekking van ons befchou-
wende, noemde ik het Gores- Eiland. Het
fcheen dor en zonder inwooneren te zijn, ten
minflen wij zagen ’er geene. Ook befpeurden wij
niet zoo veele vogelen rondom hetzelve als toén
wij het eerst ontdekten; maar wij zagen enige
zee-otters, een dier, dat wij ten noorden van
deeze Breedte niet ontmoet hadden. Vier mijlen
van Steile Kaap, in de fireek van Z. 720 W ,,
ligt een klein eiland , welks hooge top in ver-
fcheiden fpitfe rotfèn eindigt. Om die reden
noemde ik het Dak-Eiland (Pinnacle Island').
Des agtermiddags ten twee uuren, Regte - Punt
voorbij zijnde, Huurde ik Z. O. ten Z. naar
Samgamodha , met een labber koeltjen uit het
N . N. W. beflooten hebbende geen’ tijd meer te
verlpillen met naar eene haven te zoeken onder
eilanden , die ik nu begon te vermoeden dat
niet befionden, ten minflen niet in de lengte en
breedte , daar hedendaagfche kaarten - maakers
goed gevonden hebben dezelve te plaatfen. In
den
den avond van den vier en twintigflen liep de
wind Z. W. en Z. en groeide aan tot eene frisfe
koelte.
Wij bleeven Oostwaarts flevenen tot age uuren
in den morgen van den vijf en cwindgflen5 wanneer
wij op 58p 32' Breedte en op i<jt° 10'
Lengte wendden en naar het Westen Huurden,
en kort daarop , de koelte aanwasfende, waren
wij genoodzaakt alleen twee onder-zeilen bij te
houden en alle de reeven in het groot bram - zeil
te liggen. Niet lang daarna kreeg de Kefolutie
een lek, van agteren onder den fpiegel aan fluur-
boord, zoo dat de bottelarij onderliep, voor het
ontdekt wierd; het was zoo groot dat het eene
pomp aanhoudend aan den gang hield. Wij durfden
het fchip niet over Haag gooien, uit vrees
van op de banken te geraaken, die ten Noordwesten
van Kaap Newenham liggen, maar bleeven
Westwaarts koers houden tot den zes en twin-
tigflen, des avonds ten zes uuren, wanneer wij
wendden en Ooscwaarts Huurden , en toen hinderde
ons het lek niet meer. Dit bewees dat
het boven water was , dat ons niet weinig verheugde.
De Herke flooker Was nu voorbij, maar
de wind bleef nog enige dagen in het Zuiden en
Zuid-Westen,
Eindelijk den tweeden O&ober, met het aan-
hreeken van den dag ontwaarden wij het Eiland
Qonalashka in het Z. O. Dan alzoo het zig
lè * 1 \ hier