
 
		van  het  land  had  ook  het  voorkoomen  niet  van  
 zoodanige  voortbrengzelen  opteleveren.  Overal  
 vertoonden  zig  fpooren  dat  het door de  uitbarfting  
 van  eenen  brandenden  berg  verwoest  was  ,  en  
 fchoon  wij  op  het  eiland  nog  niets  gezien  hadden  
 dat  daar  naar  geleek  ,  was  egter  de  verwoesting  
 ,  welke  hij  in  zijne  nabuurfchap  aan-  
 geregt  had,  voor  het  bloot  oog  zigtbaar. 
 Dit  gedeelte  van  de  kust  is  voor  de  heer-  
 fchende  winden  befchut;  maar  wij  konden  geenen  
 grond  vinden  om  in  te  ankeren  ,  want  wij  
 peilden  geen’  grond  met  eene  lijn  van  honderd  
 zestig  vademen  binnen  den  afïtand van  eene  halve  
 Engelfche  mijl  van  land.  Naardien  de  eilanders  
 ons  tegens  den  avond,  alle  verlaaten  hadden,  
 liepen  wij  enige  weinige  Engelfche  mijlen  langs  
 de  kust  en  befteedden  toen  den  nacht  met af en  
 aan  te  houden. 
 Den  volgenden  morgen  bezogten  de  inboorlingen  
 ons  wederom  ,  dezelfde  handel - waaren  
 met  zig  brengende  als  te  vooren.  Nu  digt  bij  
 land  zijnde,  zond  ik  den  Heer  b l igh,  onzen  
 Stuurman  ,  met  eene  floep  ,  om  langs  de  kust  
 te  peilen,  met  bevél  van  te  landen  en  naar  zoet  
 water  te  zoeken.  Hij  berichtte  bij  zijne  terugkomst  
 dat  hij,  twee  kabels  lengten  van  den  wal,  
 geen’  grond  gevonden  had  met  eene  lijn  van  
 honderd  zestig  vademen,  dat hij,  toen  hij  landde, 
 geen 
 geene  beek  of  bron  gevonden  had  ,  maar  alleen  
 regen-water  in  gaten  op  de  klippen,  maar  dat  
 dac  zelfs  brak  was  van  het  fpatten  van  de  zee,  
 en  dat  de  oppervlakte  van  het  land  geheel  uit  
 (lakken  en  asch  belfond,  met  hier  en  daar  enige  
 planten  tusfchen  beiden.  Tusfchen  tien  en  elf  
 unren  hadden  wij  hec  genoegen  de  Ontdekking  
 om  de  zuid-punt  van  hec eiland .te  zien  koomen,  
 en  ten  een  uur  na  den' middag  was  zij  bij  ons.  
 Kapitein  c l e r k e   kwam  bij  mij  aan  boord  en  
 berichtede  mij  dat  hij  vier of vijf dagen was  blijven  
 kruisfen  ter  plaatfe  daar  wij  van  elkanderen  
 gefcheiden  waren,  en  dat  hij  toen  de  oosc-zijde  
 van  het  eiland  om  gelaveerd  was;  maar  dat  hij,  
 ongunftige  winden  ontmoetende  ,  tot  op  enigen  
 afftand  van  de  kust  gedreven  was.  Hij  had  ge-  
 duurende  deezen  geheelen  tijd eenen  van  de  eilanders  
 aan  boord  gehad  ,  die  uit  eigen  keuze  
 aan  boord  was  gebleven  en  geweigerd  had  het  
 fchip  te  verlaaten,  fchoon  ’er  zig  gelegenheden  
 toe  opgedaan  hadden. 
 Den  nacht  doorgebragt  hebbende  met  af  en  
 aan  te  houden,  hielden  wij  den  volgenden  morgen  
 wederom  naar  land  ,  en  toen  wij  omtrent  
 eene  mijl  van  het  land  waren,  kreegen  wij  een  
 bezoek  van  veele  inboorlingen.  Op  den  middag  
 namen  wij  de  Breedte  waar  van  190  1'  en  de  
 Lengte  was  volgens  het  uurwerk  203°  26',  ter