
 
		3^4  £0 $.  1778.]  R E I Z E   NAAR  DEN 
 vezelen  der  zenuwen,  welke  zij  fp lij ten  tot  de  
 dikte,  welke  elke  foort  van  werk  vereisclit.  Al  
 het  naai-werk  wordt  door  de  vrouwen  verrigc.  
 Zij  zijn  kledermaakers,  fchoenmaakers  en fcheeps-  
 tfmmerlieden  ,  of  liever  zij  rnaaken  het  over-  
 trekzel  van  de  booten,  want  de mannen  bouwen  
 allerwaarfchijnlijksc  het  houten  geraamte,  waarover  
 de  vellen  genaaid  worden.  Zij  maaken matten  
 en  mandjens  van  gras,  die  fraai  en  fterk  zijn,  
 en  daar  is  indedaad  eene  netheid  en  volmaaktheid  
 in  hun  meeste  werk,  die  bewijst  dat  hun  
 noch  fchranderheid  noch  geduld  ontbreekt. 
 In  geen  hunner  huizen  zag-  ik  eenen  haard.  
 Zij  worden  door  lampen  verlicht  en  verwarmd;  
 deeze  lampen  zijn  eenvoudig,  doch  beantwoorden  
 egter  zeer  wel  aan  het  oogmerk.  Zij  zijn  
 gemaakt  van eenen platten  fteen,  op de  eene zijde  
 uitgehold  als  een  fchotel  ,  en  omtrent  van  dezelfde  
 grootte  of wat  grooter.  In  het  hol  gedeelte  
 doen  zij  de  olie,  met  wat  droog  gras  gemengd  
 ,  dat  voor  eene  pit  dient.  De  mannen  
 zoo  wel  als  de  vrouwen  warmen  dikwijls  hunne  
 lighaamen  over  deeze  lampen,  door  eenen  der-  
 zelve  tusfchen  hunne  beenen  onder hunne  klederen  
 te  plaatfen,  en  ’er  dan  enige  minuuten  over  
 te  zitten. 
 #  Zij  maaken  vuur  door  flaan  en  wrijven  ;  op  
 de  eerfte  wijze  door  twee  fteenen  tegens  elkan-  
 deren  te  flaan,  na  dat  zij  ’er  alvorens  een  goed 
 deel