
 
		86  \_4 p r il iv78.]  R E I Z E   n a a r   den 
 ten,  o f  zijn  zelfs  zagter  en  voorzeeker  warnier.  
 De wol, waarvan  zij  gemaakt worden,  fchijnt van  
 verfchillende  dieren  gekoomen  te  z ijn ,  als  van  
 den  vos en  den  bruinen  los,  van welke  de  laacfte  
 verre  de  fijnfte  foort is,  en die,  in haaren natuur-  
 lijken  ftaat,  weinig  verfchilt  van  de  kleur  van  
 onze grove wollen,  doch  naardien het  hair, waarmede  
 het  dier  ook  bedekt  is,  ’er  onderis,  heeft  
 het,  als  het  gewerkt  is ,  een  enigzints  verfchil-  
 lend  voorkoomen.  De  verfieringen  of  figuuren  
 in  deeze  ftoffen,  die  met  groote  fmaak  gefchikt  
 zijn,  zijn  gemeenlijk van eene andere  kleur ,  zijnde  
 o f donker  bruin  o f geel  geverwd, welke  laatfte  
 kleur,  als  zij  nieuw  i s ,  in  fraaiheid  onze  beste  
 vloer - kleeden  evenaart. 
 Met  hunne  fmaak  o f  tekening  in  het  werken  
 van  figuuren  op  hunne  ftoffen  ftemt  ook  overeen  
 hunne  liefhebberij  van  alles wat zij  van hout maa-  
 ken  met  figuuren  te  befnijden.  Niets  is  zonder  
 eene  foort  van  loofwerk  o f de  afbeelding van  het  
 een  of  ander  dier,  maar  meest ziet men  ’er men-  
 fchen  aangezigten  op,  die dikwijls  op vogelen en  
 de  andere  monfterachtige  figuuren,  van  welke  
 bóven  gefprooken  is,  zijn  uitgefneden,  ja  zelfs  
 op  hunne  wapenen  van  fteen  of been.  De  al-  
 gemeene  tekening  van  alle  deeze  dingen  is  vol-  
 koomen  genoegzaam  om  het  voorwerp,  dat  zij  
 willen  verbeelden,  aan  te  duiden;  jnaar  hetfnij-  
 werk  is  niet  uicgevoerd  met  die  netheid,  welke 
 een 
 een  bekwaam  konftenaar  zelfs  aan  eene  gemeene  
 tekening  zoude  befteeden.  Dit  kan  men  egter  
 niet  zeggen  van  veele  van  de  menschlijke  mom-  
 aangezigten  en  hoofden,  in  welke  zij  zig  als  be-  
 kwaame  beeldhouwers  vertoonen.  Zij  bewaaren  
 niet  alleen  met  groote  naauwkeurigheid  het  algemeen  
 beloop  van  hunne  eigen  aangezigten  ,  
 maar  bewerken  de  afzonderlijke  deelen  met  veel  
 naauwkeurigheid  in  de  evenredigheden en netheid  
 in  de  uitvoering.  De  fterke neiging van dit voik  
 voor  werken  van  deezen  aart  is  aanmerklijk  in  
 zeer veele bijzonderheden.  Kleine geheele mensch-  
 Jijke  beeldjens,  afbeeldingen  van  vogelen  ,  vis-  
 fchen,  land-  en  zee-dieren,  modellen  van  hun  
 huisraad  en  van  hunne  kanos,  vonden  wij  onder  
 hen  in  groote  menigte. 
 Naardien  de  konften  van  navolging naauw met  
 elkanderen  vermaagfchapt  zijn,  is  het  ook  geen  
 wonder  dat zij  bij  hunne bekwaamheid in het werken  
 van  figuuren,  in  hunne  ftoffen  en  in  het fnij-  
 denvan  hout,  ook  die  voegen  van  figuuren met  
 kleuren  te  tekenen.  Wij  hebben  fomtijds  hunne  
 geheele walvisch-vangst op hunne mutfen  gefchil-  
 derd  gezien.  D it ,  fchoon  het  ruuw  uicgevoerd  
 is,  dient  ten  minften  om  te  toonen  dat,  fchoon  
 ’er  geen  fchijn  is  dat  zij  kennis, van  letteren  bezitten, 
   zij  egter  een  denkbeeld  hebben  van  eene  
 konst  om  daaden  op  eene  langduurende  wijze  te  
 verbeelden  en  voor  de  vergetelheid  te  bew&aren»  
 F  4  be