
 
		neemens  waren  ons  onder  hen  ter  neder  te  zetten  
 ,  en  of  wij  als  vrienden  kwamen  ?  ons  tegelijk  
 te  verllaan  geevende  dat  zij  het  hout  en  
 het  water  vrij,  uit  vriendfchap,  gaven.  Dit bewijst  
 niet  alleen  dat  zij  de  plaats  als  volftrekt  
 hunnen  eigendom  befchouwden  ,  zonder  enige  
 meerderheid  te  vreezen  ;  maar  die  vraag  zou  
 ook  onnatuurlijk  geweest  zijn j  zoo  ’er te  vooren  
 alhier  fchepen  geweest  waren  ,  hier  handel  gedreven, 
   en  zig  van  hout  en  water  voorzien  hadden  
 en  dan  vertrokken  waren,  want  in  dat  geval  
 zouden  zij  natuurlijk  verwagt  hebben dat wij  
 hetzelfde  zouden  doen.  Zij  toonden  wel  geene  
 tekenen  van  verwondering  op  het  zien  van  de  
 fchepen,  maar  dit  kan  ,  gelijk  ik  reeds  aangemerkt  
 heb,  toegefchreven  worden  aan  hunne  
 natuurlijke  luie  geaarcheid  en gebrek aan nieuwsgierigheid. 
   Ook  fchrikten  zij  niet  op  het  af-  
 fchieten  van  een  fnaphaan;  maar  op  eenen  dag,  
 wanneer  zij  ons  tragteden  te  doen  begrijpen  dat  
 hunne  pijlen  en  fpeeren  de  klederen  van  vellen  
 niet  konden  doorbooren,  fchoot  een  van  onze*  
 Officieren  eenen  fnaphaan-kogel  door  een  van  
 dezelve,  die  zesdubbel  gevouwen  was,  hetgeen  
 hen  zoo  verbaasde  dat  het  baarblijklijk  was  dat  
 zij  de  uitwerking  van  fchietgeweer  niet  kenden.  
 Dit  wierd  naderhand  zeer  dikwijls  bevestigd  als  
 wij  bij  hunne  dorpen  en  op andere  plaatfen  onze  
 fnaphaanen  gebruikten  om  vogelen  te  fchieten, 
 hechetgeen  
 hen  geheel  verftomde,  en  onze  v e rk la ringen  
 van  het  gebruik  van  kruid  en  lood  wier-  
 den  met  de  duidlijkfle  blijken  dat  zij  er  te  
 vooren  geen  denkbeeld  van  gehad  hadden  ontvangen. 
 Voor  ik  uit  Engeland  vertrok, was aldaar enig  
 naricht  gekoomen  van  eene  reis  van  Spaanfche  
 fchepen  naar  deeze  kust  in  de  jaaren  1774  en  
 1775  ;  maar  de  voorgaande  omftandigheden  bewijzen  
 genoegzaam  dat  deeze  fchepen  niet  te  
 Nootka  geweest  waren  Behalven  dit  was 
 het  klaar  dat  het  ijzer  hier  te  gemeen,  in  
 te  veel  handen,  en  deszelfs  gebruik  bij  hen  
 te  wel  bekend  was  dan  dat  zij  zoo  laat  kennis  
 aan  hetzelve  zouden  gekregen  hebben,  ja  zelfs  
 vroeger  door  enigen  toevalligen  toevoer  van  eert  
 fchip.  Men  kan  uit  het  algemeen  gebruik,  dat  
 zij  van  dat  metaal  maaken,  zonder  enigen  twijfel  
 onderftellen  dat  het  van  eene  aanhoudende  
 bron  voortkoomt,  bij  wijze  van  koophandel,  en  
 dat  niet  zedert  eenen  zeer  korten  tijd,  want  zij 
 zijn 
 O   Wij  weeten  thans  dat  oooks   gisfing  wel  gegrond  
 was.  Het  blijkt  uit  het  dagverhaal  van  die  reis,  van  welk  
 wij  reeds  gewag  gemaakt  hebben,  dat  de  Spanjaards  flechts  
 -op  drie  plaatfen  omgang  met  de  inboorlingen  van  deeze  
 kust hadden,  namelijk  op  410  7',  op 47°  21'  en  op  57°  *8'  
 breedte  ,  zoo  dat  zij  op  geene  twee  graaden  bij  Nootkac  
 geweest  zijn  ,  en  het  is  zeer  waarfchijnlijk  dat  het  volk  
 aldaar  nooit  van  de  Spaanfche  fchepen  gehoord  hebbes